Woord vooraf

W

Woord Vooraf

Op 1 juni 2012 zal het tiende cahier (nr. III/3) in de reeks Bijbelse Theologie van Frans Breukelman worden gepresenteerd. Daarmee wordt deze reeks werk-schriften – waarvan Breukelman zelf er drie heeft kunnen verzorgen en de zeven andere postuum zijn samengesteld – tot een afsluiting gebracht. Wat er zich verder nog aan materiaal in het Breukelman­archief bevindt, zal langs andere, in het bijzonder de digitale, weg voor een ieder die daar belang in stelt ter beschikking worden gesteld.

De Stichting Breukelman, opgericht na het overlijden van de meester in 1993, beschouwt deze verschijning als een mijlpaal. Een deel van haar doelstelling – ‘het beheren en exploiteren van de nagelaten geschriften en het verzorgen van uitgaven van bedoelde manuscripten’, aldus de statuten – is daarmee bereikt. Het andere deel, namelijk ‘het bevorderen van publicaties over en van wetenschappelijk onderzoek naar bedoelde geschriften’, en daarmee het bijdragen aan het blijvende appèl dat van dit werk uitgaat op theologie, kerk en samenleving, is echter allerminst achterhaald. Voor het bevorderen daarvan worden nieuwe wegen gezocht, in het bijzonder rond en vanuit de samen met de Stichting Miskotte opgerichte nieuwe ‘Stichting leerstoel Miskotte/Breukelman voor de theologische hermeneutiek van de bijbelse grondwoorden’. De bedoelde leerstoel is inmiddels gevestigd bij de Protestantse Theologische Universiteit, en met ingang van 1 januari 2012 bezet in de persoon van de eerste ondertekenaar van dit Woord Vooraf. Zij zal in het najaar van dit jaar, wanneer de PThU zich in Amsterdam zal hebben gevestigd, van start gaan met de gebruikelijke inaugurele oratie.

Deze aflevering van Om het levende Woord draagt de titel: Bijbelse Theologie in praktijk. Met deze titel is gezegd: de tien cahiers liggen er nu, maar: hoe wordt ermee gewerkt? en: hoe kan dit werk op tal van plaatsen voortgang vinden en vrucht dragen voor (zoals W.G. Overbosch placht te zeggen) ‘gemeente en gemenebest’?

De redactie heeft er daarbij voor gekozen, hen aan het woord te laten die zich in directe of meer verwijderde zin leerling van Frans Breukelman weten. Het is zonder twijfel ook dringend nodig, de nu voorliggende tien cahiers te situeren in het gehele actuele veld van de discipline Bijbelse Theologie, voor zover daar iets van over is en voor zover er wetenschappers zijn die deze naam aan hun arbeid durven geven. Een actualisering van een artikel als dat van Rochus Zuurmond, ‘Bijbelse theologie: een stand van zaken’ (in A. Tan e.a. red., Zijn de dagen van God geteld?, Baarn 1995, 103-131) is bepaald gewenst, en wij hopen dat de nieuwe leerstoel ook de mogelijkheden biedt dergelijke verkenningen te verrichten. Dit nummer echter blikt veeleer terug op het verrichte werk en daarmee tegelijk vooruit naar de werkelijke en mogelijke werking ervan in de kerkelijk-maatschappelijke praktijk.

Voorop echter doen we – conform de vaste gewoonte in Om het levende Woord, in te zetten met een tekst van Breukelman – het programmatische hoofdstuk gaan van het eerste cahier (dat reeds lang slechts antiquarisch verkrijgbaar is): ‘Omschrijving van het begrip Bijbelse Theologie’ – waarin slechts, in overeenstemming met de aard van deze reeks, bij het overnemen van de eindnoten een aanzienlijke beperking is aangebracht.

In een tweede stap volgt dan een overzicht van de tien cahiers: de rede­geving van de volgorde waarin ze (deels nogdoor Breukelman zelf, deels door de beheerders van zijn nalatenschap) genummerd zijn, een schets van de uitdagingen waarvoor de achtereenvolgende bezorgers stonden en een aanduiding van de keuzes die zij hebben gemaakt.

In een derde stap komen verschillende cahiers dan opnieuw aan de orde, en wel zo dat  aan een redacteur van een cahier gevraagd is wat deze de relevantie acht van het cahier voor zichzelf en in het bijzonder ook voor een bepaald veld van de arbeid van een Verbi Divini minister, waarna dan vervolgens een ander reageert vanuit het bedoelde veld. (1) Zo reikt Henco van Capelleveen, een van de bezorgers van cahier I/3, Ouvertures van Genesis, vanuit het eerste Genesishoofdstuk enkele noties aan over de Bijbelse Theologie als basis voor de liturgie,  waarop Wim Kloppenburg vervolgens als kerkmusicus vrijelijk reageert. (2) Wouter Klouwen, mede-bezorger van cahier II/1, Debharim, reflecteert op de beide bijbels-theologische begrippenparen ‘Wahrheit und Recht’ c.q. ‘Huld und Treue’ als basis voor het diaconaat, waarna  een reactie volgt van Ruben van Zwieten vanuit de praktijk van de gesprekken rond economische vragen aan de Zuidas. (3) Chris Mataheru, een van de beide redacteuren van cahier II/2, Sjemot, overweegt vervolgens de centrale betekenis van het bijbels-theologische grondwoord van de goddelijke Naam en de menselijke namen voor de praxis van het pastoraat, en vervolgens overdenkt Hanneke Meulink-Korf, vanuit haar jarenlange bezinning op en beoefening van het contextuele pastoraat, deze overwegingen  als ontving zij een pastorale brief. (4) Marco Visser en Ad van Nieuwpoort, de laatstgenoemde als bezorger van het kersverse tiende cahier III/3, De finale van het evangelie naar Mattheüs, trekken beiden op hun wijze de consequenties van het zendingsbevel van de opgestane Heer aan het slot van deze finale voor de bijbels-theologische basis van het apostolaat, het missionair gemeente-zijn. (5) Rinse Reeling Brouwer tenslotte, bezorger van cahier IV/1, De structuur van de heilige leer in de theologie van Calvijn, giet zijn betoog in de mal van een reeks ongemakkelijke vragen over de theologische veronderstellingen van de prediking, waarop Alex van Ligten als prediker zo goed en zo kwaad als dat gaat poogt in te gaan.

In de gebruikelijke recensierubriek vragen we de aandacht voor maar liefst een zevental publicaties uit de kring van de redactie of uit de nabijheid daarvan. Hoe het ook moge staan met de teloorgang van het boek in deze dagen, wie het levende woord ter harte gaat zal toch tegen deze stroom in blijven roeien en het zo enigszins mogelijk doen verschijnen van boeken niet schuwen!

En dan nog het volgende. Om het levende Woord verscheen in de afleveringen I-1 en I-2 in 1966 en 1968. Kort na het overlijden van Frans Breukelman maakte het met nummer 2 (1993) een nieuwe start, als ‘Bijbels-theologische en dogmatische uitgave van het Delenus-Instituut’. Namens de redactie maakte Rochus Zuurmond in een Woord vooraf duidelijk waarom het ging: naast de Amsterdamse Cahiers voor Exegese en Bijbelse Theologie (sinds nr. 17 – 1999: ‘voor Exegese van de Bijbel en zijn Tra­ditie’), die kennis van de grondtalen veronderstellen, zal deze reeks de functie vervullen van ‘theologische bezinning op de samenhang van exegese en hermeneutiek, exegese en dogmatiek, dogmatiek en hermeneutiek; deze keer ook leesbaar voor hen die geen vaktheologen zijn’ – en dat in de hoop dat het ‘de onaanvaardbare kloof tussen kansel en katheder zal helpen overbruggen’. De reeks wist zich al snel van een bestand aan trouwe abonnees te voorzien en acht jaar lang was de redactie in staat, het jaarlijks in tijdschriftvorm te doen verschijnen. Met nummer 10 (2000) verviel de verankering in het Delenus-instituut en daarmee het vanzelfsprekende academische ‘thuis’, en nam de Stichting Breukelman de verantwoordelijkheid voor de reeks over. De afleveringen kregen nu een meer thematisch karakter (vanaf aflevering 11-2001 ook in een nieuw jasje), waarbij een losse aansluiting bij de actualiteit werd beoogd, zoals bij de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland (Het protestantse ongeloof, 14-2004) of bij de verschijning van de Nieuwe Bijbelvertaling (De Beproeving, 15-2005). Uitgeverij Kok (enkele jaren onder de merknaam Ten Have) verzorgde al die jaren de druk, de verspreiding onder de abonnees en de losse verkoop. Aan het frequent uitbrengen van afleveringen, en aan het vaste samenwerkingsverband met de uitgever, komt met dit twintigste nummer een einde. Zoals de Stichting Breukelman met de oprichting van de nieuwe leerstoel een nieuwe fase ingaat, zo ook deze reeks. Heel nadrukkelijk houden we de mogelijkheid open, in onregelmatige vorm te verschijnen op elk moment dat enkelen binnen of rond redactie en stichting(en) menen, dat er een ‘woord te rechter tijd’ gezegd moet worden. Aan alle lezers daarom: vale!

Namens de redactie,

Rinse Reeling Brouwer

Wim Kloppenburg


 

About the author

R.H. Reeling Brouwer

Plaats een reactie