Rouwen om de val van de muur. Interview Trouw Letter en Geest door Elma Drayer

R

INTERVIEW RINSE REELING BROUWER

Niet voor niets, zegt hij, heeft hij zich jarenlang ‘politiek heel stilgehouden’. “Ik had het gevoel: ik moet niet hoog van de toren blazen. Ik weet gewoon dat ik door deze geschiedenis ben belast. Besmet. Dus heb ik me heel terughoudend opgesteld. Terwijl ik het eigenlijk in me heb om me met politieke debatten te bemoeien.”

In zijn fraaie appartement aan het Amsterdamse IJ blikt theoloog Rinse Reeling Brouwer terug op de herfst van 1989. Ten tijde van het reëel bestaande socialisme reisde hij veelvuldig af naar de DDR. Als medeoprichter en secretaris van de vereniging Christenen voor het Socialisme, zette hij zich onvermoeibaar in voor ‘de ontspanning tussen tussen Oost en West’.  

Zijn gevoelens bij het zien van de beelden destijds kan hij een kwarteeuw later zo weer oproepen. “Ik was ontzettend ambivalent. Aan de ene kant vond ik de val van de Muur een volstrekt terecht einde aan de claustrofobie. Aan de andere kant was voor mij meteen duidelijk: nu heeft het Westen de regie over wat er verder gebeurt. Dat vond ik heel zorgelijk.”

Beschouwde u destijds de Muur als een ‘historische noodzakelijkheid’?

“Ik heb hem nooit goedgepraat – al zullen anderen misschien vinden van wel. Maar ik vond dat de Koude Oorlog in stand werd gehouden door wederzijdse vijandigheid. Mijn ideaal was een nieuw Europa, waarin het Oosten democratiseert, terwijl tegelijkertijd het Westen ook van het Oosten leert. Ik had een sterke afkeer van de arrogantie die de westerse waarden als absoluut beschouwde. Daarom steunde ik de krachten die de DDR van binnenuit wilden veranderen. Die wilde ik hier tot klinken laten brengen.”

Er waren ook christenen die andere keuzes maakten. De theologe Hebe Kohlbrugge bijvoorbeeld, en Mient Jan Faber van het IKV.

“Zekere, zeker. Hebe Kohlbrugge belichaamt voor mij de achterkant van mijn eigen werkelijkheid. In 1990, vlak na de val van de Muur, ben ik een dag bij haar geweest, we hebben heel lang gesproken. Naar mijn eigen idee hebben wij ons toen met elkaar verzoend. De reden waarom zij naar het Oosten ging, kwam naar mijn besef uit dezelfde christelijke wortels voort.”

Was zij dat met u eens?

“Helemaal niet. Maar ik heb altijd het gevoel gehad dat het bij mij ook zo had kunnen lopen. Voor de mensen voor wie zij zich inzette, had ik me ook kunnen inzetten. Ik had nu eenmaal van meet af aan een ander netwerk. Maar Mient Jan Faber vond ik een voorbeeld van westerse arrogantie. Die liep met zevenmijlslaarzen door de porseleinkast.”

Hij heeft wel gelijk gekregen.

“Ja, hij heeft gelijk gekregen. Maar wat is gelijk krijgen? Hij heeft over mensen heengelopen.”

Wat verstaat u onder westerse arrogantie?

“Kijk, ik ben absoluut van mening dat democratie relatief de beste staatsvorm is. Ook vind ik het van geweldig belang dat er een vrije pers bestaat. En de rechtsstaat vind ik een groot goed. In de DDR waren wel vormen van gerechtigheid, maar er was een verwrongen rechtsstaat. In dat opzicht deel ik dus de westerse waarden. Maar het Westen heeft er tijdens de Koude Oorlog zelf toe bijgedragen om die te laten voortduren. Het had er helemaal geen belang bij om tot vrede te komen.”

Het Westen vreesde volgens mij niet ten onrechte dat de Sovjet-Unie ambities had.

“Nou, daar is geen enkel bewijs voor. Het Westen lijdt aan Hunnenangst. Wij zijn altijd bang dat er volkeren over de steppen komen die het op onze beschaving hebben voorzien. En de Russen lijden aan omsingelingsangst, dat zie je nu ook weer bij Poetin. Daarom moet je een politiek voeren waarmee je elkaars wederzijdse angsten afbreekt.”

De Sovjet-Unie deed enorm haar best om hier te infiltreren in allerlei organisaties. Dat was volgens u voor de lol?

“Ja, nou ja. Dat is waar. Maar dat had heel weinig effect, hoor. Natuurlijk, ik geef toe, wat wij met Christenen voor het Socialisme probeerden was volstrekt illusoir. Het was tamelijk absurd – daarin waren wij ook arrogant, kun je zeggen – dat wij zeiden: jullie in de DDR noemen dit wel socialisme, maar is het dat wel? Terwijl, in het Oostblok bepaalde het politbureau wat socialisme inhield. Er was geen democratisch debat tussen burgers. Daar trokken wij ons niets van aan.”

Heeft u zich weleens een ‘nuttige idioot’ gevoeld?

“Jazeker. Ook destijds al. Dat je een narrenfunctie vervulde, stond buiten kijf. Inmiddels weten we uit openbaar gemaakte notulen hoe ze in de DDR dachten dat ze ons konden gebruiken. Daaruit blijkt dat ze van onze theologische motieven helemaal niets begrepen, en ook helemaal niets wilden begrijpen. Dat was bij de westerse inlichtingendiensten trouwens net zo.”

Wist u dat u permanent in de gaten werd gehouden?

“Natuurlijk. Ook door de BVD. Ik heb mijn dossier ingezien.”

Na de val van de Muur bleek dat er in de DDR honderdduizenden IM’ers, Inoffiziele Mitarbeiter, hadden rondgelopen, waarschijnlijk ook bij de clubs waar u contact mee had. Schokte u dat?

“Nou, het was alomvattender dan ik had vermoed.”

U wist dat u omringd was door Stasi-medewerkers?

“Natuurlijk. Hoe het exact functioneerde wist ik niet, maar sommigen deden er ook helemaal niet geheimzinnig over. Net zo goed wist ik dat mensen die wij uitnodigden om hier te komen, later bij de geheime dienst verslag moesten uitbrengen.”

Heeft u zelf ook gesprekken gevoerd met de Stasi?

“Niet in die zin. Maar dat veel van mijn contacten dat soort gesprekken voerden, dat wist ik. Ik heb ook altijd gedacht: ik moet mijn uiterste best doen om zo positief mogelijk over anderen te praten. Je kon zomaar iets zeggen dat een aanknopingspunt kon zijn. Dat was verschrikkelijk link.”

U dacht niet: misschien moet ik hier maar helemaal niks mee te maken hebben?

Geprikkeld: “Om schone handen te houden? Ik wilde door het IJzeren Gordijn heen proberen te breken!”

Dus nam u dit op de koop toe?

Schamper: “Ja, je kunt natuurlijk ook een zuiver moreel geweten willen houden en je er verder niks van aan trekken. Maar dat kon ik niet. Als lid van de naoorlogse generatie zag ik het als mijn plicht om me in te zetten voor het einde van de Koude Oorlog. De beide blokken moesten samen in een nieuwe constellatie terechtkomen. Niet langer tegenover elkaar staan. En: audio et alteram partem. Ik wilde ook luisteren naar de andere partij. Versöhnung mit dem Osten betekende voor mij dat je aan elkaar verandert en dat je een proces ingaat waarin jij niet op voorhand gelijk hebt en de ander ongelijk, maar waarin je samen naar iets nieuws toegroeit.”

Dat er Stasi-mensen om u heen zaten, vond u niet zo schokkend. Wat schokte u wel?

“Dat mensen hun eigen vrouw hadden bespioneerd. Ook in mijn vriendenkring zijn daar huwelijken aan kapotgegaan. Daarom zeg ik: er was een andere kant van de werkelijkheid. En het was heel goed dat er ook christenen waren als Hebe Kohlbrugge die zich daarvoor inzetten. Ik leg geen exclusiviteitsclaim op mijn pogingen om de Koude Oorlog te beëindigen.”

Vindt u achteraf dat u naïef bent geweest?

“In sommige opzichten. En bepaalde idealen zijn bij mij ook ontzettend verflauwd. Het socialisme op dit moment is natuurlijk volstrekte waanzin. Dan kom je bij Noord-Korea uit of zo, slaat helemaal nergens op. In het internettijdperk slaat dat helemaal nergens op.”

Dat heeft niet zoveel met internet te maken. Kent u één land waar het socialisme op een acceptabele wijze is gerealiseerd? Een land waar ook u en ik zouden willen wonen?

“Dat weten we niet. We weten gewoon niet wat er met Rusland was gebeurd als het regime van de Februarirevolutie in stand was gebleven. Hoe dan ook vond ik dat het westerse socialisme zich had te verstaan met dat in het Oosten. Dat je niet alleen maar kon zeggen: jullie deugen niet. Je moest de dialoog aangaan. Ik was ervan overtuigd dat als het oosters socialisme zou wegvallen, het westers socialisme het ook heel moeilijk zou krijgen. Dat is helemaal waar gebleken.”

U bent ook lid geweest van de CPN, begrijp ik.

“Nou, ik was lid van de Christelijke Vredesconferentie, dat was natuurlijk een mantelorganisatie. De CPN is een ander verhaal. Volgens een artikel in de statuten mocht je geen religieuze propaganda bedrijven. En ik heb altijd gedacht: mijn ambt gaat voor, ik ben vóór alles predikant. Wel stemde ik CPN, maar ik ben pas lid geworden toen de partij dat artikel ophief. Ver in de jaren tachtig.”

Toen dat artikel geschrapt was, dacht u: leuke partij, ik word lid?

“Ja, maar toen was dat hele proces al aan de gang dat naar GroenLinks zou leiden.”

Waarom vond u het in 1989 zorgelijk dat het Westen de regie in handen nam?

“Het was onvermijdelijk, maar bepaalde dingen kregen daardoor ook een heel asymmetrisch verloop. Om te beginnen natuurlijk de economische kant. Du moment dat de Muur viel, waren bedrijven in de DDR niks meer waard. Er kwamen ondernemende types uit het Westen die ze opkochten, maar de mensen die ze jarenlang hadden opgebouwd waren alles kwijt. En dan had je de geestelijke kant. Iedereen moest gescreend worden: had je met de Stasi samengewerkt? In de kerk was dat ook zo. In die screeningcommissies zaten vooral mensen uit het Westen die zelf de DDR niet hadden meegemaakt, maar wel het hoogste woord hadden over de morele dilemma’s. De theologische faculteit werd overspoeld door werkloze westerse wetenschappers die hun kans schoon zagen.”

Kijk, zegt Reeling Brouwer. “Iedereen is het erover eens dat de kerk een enorme rol heeft gespeeld in het vreedzaam neerhalen van de Muur. Juist in die laatste jaren toen de zaken volstrekt versteend waren. De kerk bood ruimte aan oppositionele groepen, organiseerde wakes en demonstraties. Maar wat deed de kerkleiding van de Bondsrepubliek? Die legde onmiddellijk het West-Duitse model op, compleet met Kirchensteuer. In de DDR had je vrijwillige bijdragen, zoals wij dat ook kennen. Dat betekende dat de kerk daar een zaak van de mensen zelf was. De West-Duitse kerk nam niet eens de moeite om te denken: kunnen we wat leren van de scheiding tussen kerk en staat in de DDR? Ik noem dat westerse arrogantie.”

De bevolking zelf was meen ik ongelooflijk blij dat het regime verdween. Niet zo vreemd dat het Westen niet dacht: laten we eens kijken wat voor fijne elementen er waren in de DDR.

“Maar die blijdschap had ook met het najaar van 1989 te maken. Er zat al een geweldige blijdschap in het volk: we zijn ons aan het bevrijden. Na de Wende is er totaal niet geluisterd naar de oppositiegroepen die al heel lang bezig waren. Die de moed hadden om onder zeer zware omstandigheden aan verandering te werken, die voorop stonden in de omwenteling, de mensen binnen de communistische partij met wie wij contact hadden. Ik ben ervan overtuigd dat zij een behoorlijk draagvlak hadden onder de bevolking. Als je naar zulke geluiden niet luistert, neem je mensen toch een deel van hun geschiedenis en identiteit af.”

Bent u teleurgesteld over hoe de DDR zich na de val van de Muur heeft ontwikkeld?

“De jonge generatie heeft nieuwe mogelijkheden, maar er is een generatie die na de Wende heel weinig kans heeft gekregen om een nieuw leven op te bouwen. Dan heb ik het over gewone burgers. Als je in een extreme verzorgingsstaat hebt geleefd, waar Vadertje Staat alles voor je regelde, en dan plotseling wordt geworpen in een Risikogesellschaft, waarin niets zeker is, je alles zelf moet regelen…”

Waar je als volwassene behandeld wordt, zou ik zeggen.

Korzelig: “Dat zijn de westerse termen daarvoor. Voor de mensen die plotseling van een extreme verzorgingsstaat op de vrije markt werden geworpen was dat heel anders. Wat doet zoiets aan je ziel? Wij in het Westen hebben een halve eeuw de tijd gehad om aan al die veranderingen te wennen. Zij moesten zich maar zien te redden. Dus zijn er ook heel veel verliezers. Die geen stem krijgen.”

Geen misverstand, zegt Reeling Brouwer. Al met al stond bij hem de dankbaarheid om het einde van de Koude Oorlog voorop. “En nog wel op een vreedzame manier. Ongelooflijk. Maar ik heb ook rouw gehad. Het bleek helemaal niet mogelijk om de partij van binnenuit te hervormen en een andere vorm van socialisme door te voeren. Het oosterse socialisme heeft niets nagelaten, heeft tot niets geleid. Het ideaal van een rechtvaardige samenleving dat mij voor ogen stond is volkomen mislukt.”

Wat vond u van oud-VVD-leider Frits Bolkestein die eind jaren negentig zei: sympathisanten met het Oostblok zouden door het stof moeten gaan?

Kleine zucht. “Zelf ben ik daar nooit te beroerd voor geweest. Ik erken dat ik teksten heb geschreven waarin ik veel te rooskleurig ben geweest over de DDR. En zeker belijd ik schuld over het feit dat ik veel te weinig besefte hoe ernstig de situatie was. Te weinig heb doorgevraagd bij vrienden. Dat ik ze ben blijven bemoedigen, terwijl er voor hen helemaal niets meer te vechten viel.”

Heeft u spijt over uw betrokkenheid bij de DDR?

De theoloog schudt beslist zijn hoofd. “Ik zal nooit afstand nemen van mijn pogingen om de Koude Oorlog te doorbreken. Als je ervoor kiest om niet met het opgeheven vingertje aan de zijlijn te staan, dan neem je een enorm risico. Je bouwt als het ware de pijn en de mislukking in.”

En je moet vuile handen maken?

“Jazeker. Je staat in een gemeenschap van schuld. Voor mij is ook de religieuze dimensie van groot belang. Ik probeer me te verantwoorden voor wat ik echt verkeerd heb gedaan. Wat ik nog meer verkeerd heb gedaan – dat zal straks blijken. Dat moet ik in Gods handen laten. Ik heb het wel nodig dat ik van de Andere kant nog een oordeel ontvang. En dat is niet de publieke opinie voor mij. En zeker niet meneer Bolkestein.”

Wie is Rinse Reeling Brouwer?

Rinse Herman Reeling Brouwer (Den Haag, 1953) groeide op als zoon van een PvdA-burgemeester, zijn ouders noemt hij ‘echte Doorbraak-mensen’. “Christenen mochten zich niet opsluiten in christelijke organisaties, maar moesten openstaan voor de arbeidersbeweging en het socialisme.”

Reeling Brouwer studeerde theologie aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1988 cum laude promoveerde op een dissertatie over kerkelijke dogmatiek en marxistische filosofie. Met enkele andere theologen richtte hij in 1973 de vereniging Christenen voor het Socialisme op, die tot 1994 zou bestaan. Ook was hij actief in de homobeweging.

Van 1982 tot 1997 was Reeling Brouwer gemeentepredikant te Amsterdam. Sinds 1996 is hij verbonden aan wat nu de Protestantse Theologische Universiteit heet. Op 1 januari 2012 werd hij te Groningen benoemd tot bijzonder hoogleraar op de Miskotte-Breukelman leerstoel. Hij publiceerde onder meer ‘De God van Spinoza’ (1998), ‘De handzame Calvijn’ (2004) en ‘Grondvormen van theologische systematiek’ (2009).

Reeling Brouwer woont in Amsterdam en heeft een zoon (2000).

About the author

R.H. Reeling Brouwer

Plaats een reactie