Persoonlijk woord vooraf Rinse Reeling Brouwer

P

Als geschenk voor wat heet de ‘openbare belijdenis van het geloof’ – een wat merkwaardige benaming in de Nederlandse gereformeerde traditie voor een gebeuren op één tijdsmoment dat staat voor wat een christenmens toch geacht wordt een leven lang te doen – ontving ik van mijn ouders De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795 van A.J. Rasker, met de zaligspreking Matteüs 5:9 als opdracht. Het zegt iets over het gezag dat de naam van professor Rasker toen al voor mij had. Later in mijn theologiestudie zou ik, in verband met een facultair project aan de Universiteit van Amsterdam over de achtergrond van de kerk- en theologiegeschiedenis in de ‘materiële verhoudingen’ speciaal van de 19e eeuw, enige methodische vragen aan het boek formuleren. Toen mij bleek dat de auteur zelf mijn rapportje onder ogen had gekregen, was ik wel wat benauwd wat hij daar wel van zou zeggen, maar nee: hij reageerde uiterst geïnteresseerd, open, welwillend, zo uitermate vriendelijk als hij bij alle vasthoudendheid nu eenmaal was – maar dat ontdekte ik pas gaandeweg.

Ondertussen had ik Rasker al meerdere malen ontmoet vanuit de contacten die we vanuit de Nederlandse Christen-Studenten Vereniging via het Hendrik Kraemerhuis in Berlijn onderhielden met christenen en marxisten in het socialistische Oost-Europa. En toen de Koude Oorlog weer verhevigde, ten tijde van de voornemens tot plaatsing van Tomahawk-kruisvluchtwapens met kernkoppen en SS-20 raketten aan beide zijden en de inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan, maar ook de vredesbeweging sterk in kracht toenam, meende ik met enkele makkers dat het zinvol kon zijn de door de Christelijke Vredesconferentie open gehouden kanalen weer te benutten voor uitwisseling tussen vredesstrijders in Oost en West. Het waren moeilijke jaren, waarin, zoals Raskers opvolger als voorzitter van de Nederlandse afdeling, dr. Wessel Verdonk opmerkte, de Koude Oorlog zich binnen de rangen van de vechters voor vrede zelf dreigde te herhalen. Rasker zelf was daarbij op de achtergrond altijd betrokken, en sprak van tijd tot tijd een wijs en bezorgd woord. En toen kwamen Michael Gorbatsjov, de intense spanning tussen hoop op vernieuwing op het laatste moment en vrees voor een gewelddadige ‘oplossing’, de volksopstanden en ‘die Wende’. Mijn laatste herinnering aan Rasker betreft een bijeenkomst midden in de winter van 1989-90, toen hij waarschuwde dat het 10-puntenplan van Helmut Kohl voor de Duitse eenwording zou kunnen inhouden dat de inwoners van de nog-DDR zouden worden overspoeld door een wereld die ze niet kenden en waar ze zó ook niet voor gekozen hadden. Deze waarschuwing, hoe we haar ook evalueren, past bij het beeld dat Tomáš Novák op grond van de dagboeken van Raskers toenmalige geestesgesteldheid meldt. Hij heeft zelf op zijn verhouding tot de communistische beweging niet hoeven terugblikken. Het was aan ons jongeren, verantwoording af te leggen ook van de ‘gevaarlijke’ en de kwalijke zijden van ons engagement.

Enige tijd na zijn overlijden heb ik Raskers vrouw bezocht in Enschede. Het was een bijzondere ontmoeting, en aan het eind van ons gesprek zond zij mij heen met een zegen. Ik heb dat ervaren als het ontvangen van een bijzondere kracht en een bijzondere opdracht, zonder onmiddellijk te weten waarin die concreet zou kunnen bestaan; we zouden Raskers werk immers niet in directe zin voortzetten maar waren veeleer bezig, de Christelijke Vredesconferentie als organisatie tot een goed einde te brengen en te pogen de zusters en broeders onder ogen te komen die met reden iets tegen ons hadden.

Des te meer ging er een appel op mij van uit, toen Tomáš Novák, met wie ik jaren eerder, aan het begin van zijn onderzoek, ook al contact had gehad, zich meldde. Hij deelde mee dat het manuscript voor een biografie annex bibliografie van Rasker vrijwel voltooid was, en hij verzocht mij het met hem door te nemen en van een begeleidend woord te voorzien. Ik heb het manuscript met veel dank en veel vrucht gelezen en er hier en daar een opmerking bij gemaakt. Samen kwamen we tot de conclusie, dat het beeld van Rasker meer volledig zou worden, als naast zijn weg en zijn vredeswerk ook zijn meer in strikte zin theologische werk aan de orde zou komen. Daartoe heb ik het op mij genomen, het boek van Novák – bij alle verdiensten die alleen de auteur toekomen – aan te vullen met een samenvattende schets van de grotere publicaties uit dit lange en rijke theologisch leven, waarbij ik het niet kon laten er soms een enkel persoonlijke leesimpressie aan toe te voegen. In de inhoudsopgave zijn deze passages zelfstandig aangegeven.

Tenslotte geven we Rasker zelf (uit de Inleiding van het genoemde grote boek over de Nederlandse Hervormde Kerk) het woord over de taak van de historicus jegens de stemmen uit het verleden, een taak die Novák zo geheel in zijn geest heeft vervuld: ‘Zij gingen ons voor en wij mogen hen niet uit het oor en uit het gehoor verliezen; zij spreken nog tot ons en mogen er aanspraak op maken, dat naar hen geluisterd wordt. (…) Dat betekent ook, dat wij hen niet naar de maatstaf van onze later gewonnen inzichten ter verantwoording roepen, maar hen veeleer respecteren als degenen die deze inzichten hebben helpen voorbereiden. Dat geldt ook als wij het niet met hen eens zijn. Juist omdat zij zich niet meer tegen onze bedenkingen kunnen verweren, is het een zaak van eenvoudige behoorlijkheid, dat wij hen tenminste laten uitspreken, hen niet in de rede vallen, hun geen lof of blaam toekennen naarmate hun gedachten in ons straatje te pas komen. Zij kunnen niet meer van ons leren, wij wel van hen; wij kunnen niet tegen hen polemiseren, maar wel luisteren naar de wijze waarop zij met elkander gepolemiseerd hebben, en dat kan ons soms op verrassende wijze helpen, onze taak in het heden beter te begrijpen.’

Rinse Reeling Brouwer            

About the author

R.H. Reeling Brouwer

Plaats een reactie