Een nieuw gezicht op onze universiteit: Rinse Reeling Brouwer, docent dogmageschiedenis. Hier volgen zijn antwoorden op onze ‘lastige vragen’ afkomstig van Max Frisch.
Kunt u zich een vrouwenwereld voorstellen?
Om een of andere reden (de hoogte van mijn stem? m’n postuur? m’n haren?) word ik nogal eens voor een vrouw versleten. Ik heb daar nooit de juiste houding tegenover weten in te nemen.
Moet ik het ‘misverstand’ hardop weerspreken? Meestal doe ik dat niet. Op huisbezoek kon dat er toe leiden, dat vrouwen mij als vermeende seksegenote in vertrouwen namen over geheimpjes die ze een man niet zo maar zouden toevertrouwen. Ik heb er veel van geleerd. In elk geval dat sekseneutraliteit in het pastoraat niet bestaat.
Gesteld dat u aan God gelooft: bestaat er naar u weet enige aanwijzing dat zhij gevoel voor humor heeft?
Sterker nog: dat is zo ongeveer de hele zin van ‘geloven’, dat je er rekening mee houdt dat je vanuit een ánder perspectief telkens op het verkeerde been kunt worden gezet. En het is de functie van de figuur ‘god’ in veel verhalen, een onvoorspelbare verrassing in het bestaan te vormen. Voor humorloze types is die verrassing trouwens zelden aangenaam – dát, en dát alleen kan de betekenis zijn van het veel misbruikte leerstuk van de zogenaamde ‘onbegrijpelijkheid’ gods: wie de grap ervan niet inziet staat er beteuterd bij.
Bestaat er klassenloze humor?
In elk geval is humor (net als list en onverschrokkenheid) in het bijzonder een gave voor mensen, die gebukt gaan onder het verpletterend gewicht van de macht en van het heersend vertoog en die zich, door zich daar buiten te stellen, een ruimte scheppen waar ze de anders onontkoombare werkelijkheid net even onder een andere belichting kunnen bezien. Iemand die niet in zo’n positie verkeert en toch voortdurend grapjes maakt (en daarbij vaak ook nog hard om zichzelf moet lachen) is onuitstaanbaar, precies omdat ie in zijn zelfzekerdheid de ontkenning in persoon vormt van humor als spirituele gave aan de arme in haar strijd om het overleven.
Hebt u vrienden onder de doden?
Dat is mij te intiem geformuleerd. Als wij met de doden te maken krijgen, dan minder uit vriendschap dan vanwege een gezamenlijke betrokkenheid op een toekomst waarop ook zij hebben gewacht. De legende wil dat Thomas Münzer gesignaleerd is door barricadestrijders in de Franse revolutie. En dat was goed: wanneer onder de lateren doorbraken plaatsvinden, heeft wie stierf zonder het veelbelovende land te zien er recht op, op te staan. Overigens vat ik ook zo de beoefening van het vak dogmageschiedenis op: dat we ons op een open veld bevinden waarop binnen ons huidige, in de betweterigheid van het heden opgesloten, permanente theologisch gesprek reeds lang passé gewaande stemmen opeens kunnen interveniëren.
- ‘Ongevraagd gevraagd: Rinse Reeling Brouwer’, in: Koornmarkt 3/2 (april 1997), 10.