Rinse Reeling Brouwer, Grondvormen van theologische systematiek, Skandalon, Vught 2009, 406 pagina’s, ISBN 978-90-76564-77-7.
Het is welhaast een onbegonnen werk een geschiedenis van de theologie te schrijven. Die geschiedenis is immers niet simpelweg lineair of een afgebakende reeks van reflecties die binnen het christendom hebben plaatsgevonden. De ontwikkeling van de theologie hangt af van meerdere zaken, zoals historische gebeurtenissen, filosofie en sociaal-economische omstandigheden. Recht te doen aan de hermeneutische complexiteit waaruit de theologie steeds opnieuw ontstaat, blijft een hachelijke zaak. Het blijkt even zo moeilijk te zijn om een volledige systematische theologie te ontwikkelen. Sinds H. Berkhofs Christelijk geloof verscheen er in het Nederlandse taalgebied geen dogmatiek of dwarsdoorsnede van de systematische theologie die een zelfde reikwijdte of invloed heeft als die van Berkhof zelf. Hierdoor is de behoefte ontstaan naar hedendaagse vormen van systematische theologiebeoefening.
Het boek Grondvormen van Rinse Reeling Brouwer voorziet gedeeltelijk in deze behoefte. Het is bepaald geen complete en eigen systematische theologie van de auteur, maar het biedt drie belangrijke bouwstenen die de auteur zou kunnen gebruiken bij de totstandkoming ervan: een historische schets van de geloofsreflectie, een beschrijving van de verscheidenheid aan theologische ordeningen en een uiteenzetting met de belangrijkste theologische bronnen en invloeden. Gezien het omvangrijke werk dat een theoloog moet verrichten om daadwerkelijk een eigen systematiek en dogmatiek te ontwerpen, mag de lezer dankbaar zijn dat deze auteur een deel van het voorwerk heeft gepubliceerd. Nu klinkt ‘voorwerk’ alsof dit boek niet op zichzelf gelezen zou kunnen worden. Het tegendeel is waar. De geschiedenis van de theologische systematiek is, zo wordt in dit boek overtuigend duidelijk gemaakt, een boeiend onderwerp en biedt op onverwachte wijze toegang tot de dynamiek van het theologisch-inhoudelijke denken. Onverwacht, omdat de keuze voor orde, systematiek en rationaliteit doet vermoeden dat het hier om gortdroge kost gaat, maar dat is niet het geval. Grondvormen leest als een puzzel, een theologisch avontuur, waarvan de uitkomst niet vaststaat of kan worden prijsgegeven, maar waarin de aandachtige lezer volop wordt betrokken.
De opzet van het boek doet gedeeltelijk bekend aan voor wie andere overzichten van de theologiegeschiedenis heeft gelezen, maar er zijn ook enkele verrassende keuzes gemaakt. Het boek beslaat 11 hoofdstukken, een inleiding met uitdrukkelijke verwijzing naar Adolf van Harnack, en tien theologische profielschetsen: Origenes, Aurelius Augustinus, Johannes Damascenus en Petrus Lombardus, Thomas van Aquino, Philippus Melanchton, Johannes Calvijn, Johannes à Marck, Friedrich Schleiermacher, Karl Barth en Friedrich-Wilhelm Marquardt. De keuze voor de Noord-Nederlandse theoloog uit de laat-zeventiende eeuw Johannes à Marck mag gerust opvallend genoemd worden. Natuurlijk zou menigeen een andere keuze gemaakt hebben, of minstens gedachten hebben over een tweede deel, waarin anderen aan de orde kunnen komen. Deze recensent had ook andere denkers in deze geschiedenis behandeld willen zien, bijvoorbeeld Ireneaus, Pseudo-Dionysius, Meister Eckhart, Nicholaas Cusanus, Melchior Cano, Johann Sebastian Drey, Karl Rahner, Hans Urs von Balthasar of Edward Schillebeeckx. Desalniettemin wordt bij lezing van Grondvormen de specifieke keuze voor deze portrettengalerij niet als onaf ervaren. Het gaat hier immers niet om een totaaloverzicht van de theologiegeschiedenis.
Toch biedt Grondvormen een redelijk compleet beeld, omdat het beslissende momenten schetst in de geschiedenis van het theologische denken. Nu is het niet altijd eenvoudig na te gaan waarom en op grond waarvan theologische beslissingen worden genomen. Reeling Brouwer geeft steeds een beknopte historische inleiding en beschrijft in enkele gevallen hoe kerkelijke of culturele perikelen een rol hebben gespeeld in de theologie. Maar hij heeft zich in dit boek toch vooral beperkt tot het uitleggen van gedachten die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van een theologische ordening. De volgorde van theologische traktaten en de wijze waarop deze traktaten door de theoloog in kwestie met elkaar in verband zijn gebracht, laten heel goed zien wat theologisch belangrijk was. Zo legt de uiteenzetting van een gekozen systeem aan de dag wat door de betreffende theoloog beschouwd werd als theologische waarheid. Formele aspecten, zoals bronnen, onderwerpsvolgorde en methode, die samen een theologisch systeem vormen, bieden zo toegang tot de materiële inhoud van de theologie.
Elk hoofdstuk gaat gepaard met teksten uit het werk van de behandelde theologen. Reeling Brouwer functioneert als een soort leesgids, een commentator bij de afzonderlijke hoofdstukken uit de geschiedenis van de theologie. Het raakt de kern van het werk van de gelovige theoloog: commentaar te leveren bij de geschriften van anderen en wel zo dat in het commentaar tevens een nieuw verband wordt gelegd met de Schrift en de geloofspraktijk. In dit boek wordt dit samenstel van tekst, commentaar en geschiedenis ook in de bladspiegel zichtbaar. De auteur en uitgever hebben niet gekozen voor een inleiding en dan de primaire tekst, waarna vervolgens het commentaar volgt. Nee, door middel van schema’s, verschillende lettertypen en kolommen tekst worden de verbanden in een oogopslag ook zichtbaar gemaakt. Maar dan moet het echte, vaak moeilijke leeswerk nog beginnen. Het is het droomboek voor een nieuwsgierige student, en ook de geleerde lezer zou willen opnieuw die student te zijn, of wordt het, aan de hand genomen door Reeling Brouwer. Elk hoofdstuk heeft aan het einde enkele oefenopgaven die de lezer uitdagen zich de stof eigen te maken.
Reeling Brouwer is hier overigens niet de enige commentator bij het werk van de grote theologen uit de geschiedenis. Hij heeft dit werk verricht gebaseerd op en in het voetspoor van het denken van Frans Breukelman. Uit diens nagelaten materiaal had Reeling Brouwer een dogmatiek willen samenstellen, maar helaas vormden de tekstfragmenten geen geheel. Door op creatieve wijze gebruik te maken van deze fragmenten, ontstond een wonderlijke vorm van intertekstualiteit en een sterk staaltje van wat de auteur ´samen lezen´ noemt, met de in 1993 overleden Breukelman aan zijn zijde. Misschien is het wel het mooiste monument voor een theoloog, dat het werk voortgezet wordt en in een nieuwe constellatie en vorm levend gehouden wordt. Reeling Brouwers werk is zo een voorbeeld van wat het betekent in de theologie te leven, een leefvorm die meerdere keren in dit boek aan de orde komt.
Uiteindelijk gaat het er hier om een theologische structuur te vinden die het meest overeenkomt met het Bijbelse getuigenis. De door Reeling Brouwer gekozen theologen zijn hier goede voorbeelden van. Maar na eeuwen van theologische ordening en herordening lijkt na de Tweede Wereldoorlog ook de theologie van haar fundamenten vervreemd. Het boek eindigt met een hoofdstuk over F.-W. Marquardt, onder de zwangere titel: ‘De onvermijdelijkheid van heresie’. Marquardt beweerde dat de theologische zoektocht naar orthodoxie dusdanig op haar grondvesten schudde, dat hij zich geroepen voelde om na Auschwitz de hele christelijke leer opnieuw te doordenken, tot op de rand van heresie. Het theologische systematiseren zoekt steeds de grenzen van het logische en denkbare op, maar het is uiteindelijk de confrontatie met de menselijke mogelijkheid een volk en een cultuur te vernietigen, met de afgrond in zicht, die oproept de waarheid steeds opnieuw onder ogen te zien. Het is een wrange maar ook hoopvolle constatering dat de verschrikkingen en vernietigingen van deze oorlog ook de theologie hebben geopend voor een door Reeling Brouwer geciteerd slotwoord van Marquardt: ‘Zo Hij wil en leeft’. Dat de systematiek van de theologie hieraan gehoor geeft, dat is overduidelijk de drijfveer geweest om dit boek te schrijven.