Een bibliotheek voor de geesteswetenschappen helpt bij het ontsluiten van ons vaak vreemde, veelal materieel tastbaar geworden denkwijzen, van grote en kleine botsingen tussen oriëntaties op wereld, gender, mens en milieu zowel in het verleden als over de gehele globe. In het zo sterk historisch gestempelde hart van Amsterdam behoort zich een dergelijke bibliotheek te bevinden. De universiteit van de stad mag dan een laatkomer zijn vergeleken met Bologna, Padua of Oxford, haar collecties horen evenzeer in het stadscentrum thuis als in dergelijke steden.
Jan L. Timmerman creëert in zijn stuk van donderdag 17 juli een tegenstelling tussen stadsbewoners en universiteitsbestuur en slaat daarmee de zoveelste slag in een jarenlange loopgravenstrijd, maar hij gaat geheel voorbij aan de vraag naar de betekenis van de bibliotheek voor de stad en voor wie in haar wonen.
Toen ik in de jaren zeventig aan de UvA studeerde, ervoer ik het toen – en nu nog steeds – als universiteitsbibliotheek dienstdoende betonnen bouwwerk aan het Singel als een geestdodende plek, waarvoor we ons in deze stad moesten schamen. En dan had ik nog geluk, omdat de voor ons theologen relevante studiezalen voornamelijk in de oudere buurpanden waren ingericht. Al vele jaren zie ik uit naar een waardige plek voor wat een geestelijk centrum in de binnenstad dient te zijn. Het verheugt me dat het er nu eindelijk van komt, en als de verbouwing gereed is zal ik er (als alumnus, maar vooral als intellectueel nieuwsgierige stadsbewoner) van tijd tot tijd graag een werkplek innemen.
Rinse Reeling Brouwer, Amsterdam