Lodewijk Rignalda is geboren op 8 juli 1924 te Soerabaja. Zijn vader is tot 1932 als predikant verbonden aan de Gereformeerde Kerk ter plaatse, en na terugkeer aan de Stichting Veldwijk te Ermelo. Daar is de zoon in de Tweede Wereldoorlog betrokken bij het via een zendinstallatie naar Engeland doorseinen van de tijden waarop goederentreinen over de Veluwe rijden. De zender wordt getraceerd, de ouderlijke woning doorzocht en de vader gevangen genomen. Later meldt ook de oudste zoon Piet zich bij de Ortskommandant. Deze deelt mee dat beiden worden vrijgelaten als Der Ludwig zich meldt. Volgens sommige getuigenissen heeft hij dit overwogen, maar heeft zijn predikant hem dit ernstig afgeraden. Broer Piet kan gaan vanwege ziekte, de vader wordt in 1945 omgebracht.
In de naoorlogse jaren wordt hij Rignalda een studie theologie verbonden aan de Kerken van Aardenburg (1951), Borne (1955), Bussum (1958) en tenslotte (1963) aan de Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid, met een bijzonder opdracht voor de arbeid onder de studerenden aan de VU. De arbeid heeft hij tot zijn emeritering op 1 augustus 1989 verricht.
De VU wordt inmiddels bekostigd door de overheid. Ringnalda is daar tegen: je verliest zo je vrijheid, je recht op eigenzinnigheid. Dan nemen de studententallen enorm toe, niet alleen met studenten uit een gereformeerd nest. Kon dat wel goed gaan? Ringnalda schetst het aldus (in: Informatieboekje CvS Nederland, Zeist, april 1980): als gereformeerde leefde je van de antithese, je was óf christen óf heiden. Een christen had het Woord Gods te bieden, het was uitgesloten dat je van die ander ooit iets te leren had. Maar juist dat besef erodeerde in deze jaren. De (zelf)verzekerheid verdween. Toen was de lol eraf, kon de eigen partij verdwijnen, ook het eigen kerkverband, en het geloof voor zover dat met de eigen beginselen was gaan samenvallen. Als studentenpredikant treedt Rignalda op als mentor van een beperkte groep VU-studenten die een nieuw perspectief menen te ontdekken. Vanuit Latijns-Amerika komt de beweging Christenen voor het Socialisme op: daar bestaat geen antithese, daar zijn geen grenzen aan het Rijk van God, een ieder die wil kan medestrijder wordt met geknechten. En tegelijk wordt er gekozen, weet men wat men wil en welke kant het uit moet, en valt er ook nog iets te doen: gereformeerder kan het niet.
Studentengeneraties komen en gaan, Ringnalda blijft: bescheiden, op afstand, zeer betrokken. Er zijn er heel wat die aan hem, met zijn vaak gemompelde maar o zo fascinerende raadselspreuken, beslissende impulsen te danken hebben. Tegelijk blijft de inspirator vaak radicaler dan zijn voormalige gespreksgenoten die zich in hun werkkring voegden in gegeven patronen. Híj gaat altijd weer terug naar zijn studeerplek en ontdekt daar hoe het nog weer anders zit. En dan komen er de A4-tjes van zijn de hand, vol citaten, onderstrepingen, commentaren – op de NRC van gisteren, maar vrijwel nooit zonder toespeling op de Bijbel als boek dat te lezen viel in samenhang met de krant. Uit de krant haalt Ringnalda citaten van machthebbers, waarmee hij kan aangeven: zie je, je hoeft je niet te laten inpakken in de verhullingen waarmee ze vaak zijn omgeven, want ze spreken het zelf onverbloemd uit (in: ‘Europa ligt niet in het midden.’ Utrecht (CvS) 1985, 19-34). Neem Zbigniew Brezinzki, de veiligheidsadviseur van Carter: ‘laat de armste landen maar onder socialistisch bestuur staan om hun armoede onderling te verdelen, dan hoeven ze onze zorg niet meer te zijn.’ De thema’s zijn: arm en rijk, en oorlog en vrede – in hun onderlinge samenhang. De wereld van de koude oorlog, gegijzeld in een nucleair evenwicht, dat nimmer een evenwicht is. De grootmachten als twee mannen, tegenover elkaar vastgebonden aan een boom met beiden een degelijke speer in de hand: dag en nacht moeten ze opletten dat de ander niet éérder gooit. Om hier uit te komen proberen ze eerst iets aan de speer te doen, maar als de een begon volgde steeds de ander. Dan probeert één man zich met een schild onkwetsbaar te maken. De ander stelt voor de dwaasheid te stoppen, maar de sterkste eist onvoorwaardelijke overgave – uiteindelijk, zoals we weten, met effect. Ringnalda zet zich met passie in voor een einde aan de nucleaire wapenwedloop, onder meer als adviseur van Stop de Neutronenbom!, en als voorzitter van de Nederlandse afdeling van de Christelijke (Praagse) Vredesconferentie. Daarmee komt hij als het ware in het ándere kamp terecht – en wekt ook de aandacht van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Zoiets als ‘sympathie’ voor die andere partij is voor hem niet aan de orde. Hoogstens empathie: zouden wij veel anders doen wanneer we in die positie verkeerden?
En hier komt de Bijbel binnen, die hij van zijn vader tegendraads had leren spellen, en die vaak is misverstaan als boek van moraal. ‘In het verhaal van de rijke jongeling gaat het nadrukkelijk over een “hooggeplaatste”. Uitgerekend zo’n man komt bij Jezus om… over moraal te praten: “Goede meester, wat moet ik doen..”. Jezus doorziet de vluchtpoging, antwoordt: “Wat noemt Gij mij goed…” en geeft dan het advies om eerst maar eens te gaan kijken hoe arme mensen ervoor staan en hoe die zich voelen. Maak dat nu eens aan den lijve mee.. en kom dan maar eens terug om over goed en kwaad te praten (“volgt gij mij”), dan weet je tenminste waar je hebt over hebt!’ Voor Rignalda is de Bijbel een boek dat uitnodigt, de wereld te bezien met de ogen van de verworpenen, en meegebrachte rijkdom ook aan inzichten áf te leggen. Daarom windt hij zich op over christenen die ‘vertrouwen op wapens’ tegenover ‘Godsvertrouwen’ stellen. Dat doet voor hem te kort aan de vleeswording, de hardheid van de verhoudingen waarin de Bijbelse God is ingegaan en waar Hij zelf ook niet ongeschonden bij is gebleven (‘Vechten voor de vrede’, Opstand 7(1980)6, 23-27).
Lodewijk Ringnalda was gehuwd met Adrie Filippo, en liet naast haar drie kinderen en vijf kleinkinderen achter. Hij is overleden op 8 juni 2010 te Amsterdam en is op 14 juni begraven te Ermelo.
Rinse Reeling Brouwer