Geen vrede met een kloof

G

Rinse Reeling Brouwer is altijd kritisch geweest op de kerk. Toch heeft zijn weg door kerk en theologie in het teken van verzoening gestaan. Een eerlijke terugblik.

Verzoening – opgevat als herstel van een gebroken gemeenschap (reconciliatio) – speelt zich af binnen het verbond. Eersten worden laatsten en laatsten eersten. Sommigen getuigen meer van de waarheid dan anderen maar kunnen hun voorsprong ook weer verliezen. Alleen in de weg die ze in hun onderlinge betrekking gaan, licht het geheel op van die waarheid die niet alleen de eigen gemeenschap maar alle mensen aangaat.

Wanneer ik mijn weg door kerk en theologie als een weg van verzoening schets, staat mijn betrokkenheid bij de gemeenschap voorop. In voorgangers die vertellen dat ze, als het leren en lofzeggen niet hun taak was, vermoedelijk zelden naar de kerk zouden gaan, herken ik mij niet. Ik heb de kerkgang van jongs af aan gaarne betracht.

Christenen voor het Socialisme

Tegelijk was ik kritisch. Op school en universiteit actief in een beweging voor democratisering trok ik op met makkers uit een communistisch milieu. Ik kon geen vrede hebben met de kloof die tussen de kerk en hen bestond. Zo richtten wij ons als Christenen voor het Socialisme op de oproep tot een Nieuwe Levensstijl die vanuit de oecumene was uitgegaan, naar aanleiding van het rapport van de Club van Rome.

Richt zo’n appel, zo vroegen wij, zich niet vooral op een beter gesitueerde middenklasse terwijl de onderklasse, die zich een dergelijke matiging van levenswijze helemaal niet kan permitteren, buiten beeld blijft? De debatten bij de huidige energietransitie laten zien dat die pijnlijke vragen nog altijd spelen.

Anderzijds hebben wij te gemakkelijk het kapitalisme de schuld van alles gegeven. Zeker na het einde van het Oost-Europese socialisme in 1989 moesten wij ons van dat ongelijk ingrijpend rekenschap geven. Zoals nu degenen die zich na 1989 hebben ingezet voor een extreme vorm van markteconomie te kijk staan.

Flikker

Behalve als socialist profileerde ik me ook als homo (flikker, zeiden we toen). Er was in de kerk nu wel genoeg over ons gepraat, het was tijd zelf het woord te nemen. Met een zeker geweld kropen we als kuikens uit ons ei. Maar dat was ook, omdat we de heteroseksuele omgeving als gewelddadig ervoeren.

Ik herinner me het studentenseminarie op Hydepark waar we als afwijkende minderheid ervan langs kregen van manlijke medestudenten in zwart pak, die zich ook bij sneeuwballengevechten behoorlijk agressief toonden. Bij de initiële nascholing ging het anders toe, omdat we allen als beginnende predikanten kwetsbaar waren.

Ik herinner me de keer dat een kerkelijke functionaris een zoveelste synodenota kwam toelichten, met veel softe en diplomatieke woorden, tot ik uitriep: ‘Genoeg hiervan! Nu de maskers af, en laten de Gereformeerde Bonders, die ons geen plaats toekennen in de kerk, en wij elkaar in het gezicht zien.’

Vanaf dat moment liep het gesprek veel beter, ook al omdat ik er geen moeite mee had aan te geven dat de taal die wij in de mond namen, in de geschiedenis van de kerk nu eenmaal zo niet eerder gebezigd was.

In 1988 promoveerde ik op een onderzoek naar de vraag of er van de ‘rode dominee’, die Karl Barth in Safenwil geweest was, nog iets was terug te vinden in zijn latere academische werk. Er verscheen een interview met me in Trouw, waaruit lezers opmaakten dat ik alles belichaamde wat God verboden had.

Samen op Weg

We stonden in Amsterdam-Slotervaart net aan het aarzelend begin van het Samen-op-Wegproces. De verschillen waren groot. Een deel van de hervormden was betrokken geweest bij experimentele diensten, ontstaan vanuit jeugdwerk op het Hervormd Lyceum, waar allerlei opstandigheid zich articuleren kon.

De Gereformeerde Kerk daarentegen bestond onder meer uit Friezen die in de wederopbouwjaren in de grote stad waren komen werken, maar nog verbonden waren met hun herkomst. Meteen na afloop van de dienst op de zondag na de promotie riepen zij de gemeente samen.

Mijn collega verzuchtte dat het leek, of het op huisbezoek alleen nog maar over homoseksualiteit en communisme kon gaan. Toen hij studieverlof had, nam ik de gelegenheid te baat zelf met bezwaarden in gesprek te gaan. Er waren nog geen sociale media maar ook per brief kon ik heel wat vuilspuiterij ontvangen. Sprak ik de schrijver, dan bleek snel genoeg hoe achter de bezwaren tegen een homoseksuele voorganger eigen seksuele problemen schuilgingen.

Ook een gereformeerd gemeentelid, die op gemeentevergaderingen met stencils vol citaten van de H.H. Kuyper (de ‘jonge’ Kuyper) tegen Lenin uit 1917 placht te zwaaien, bezocht ik na een hartaanval in het ziekenhuis. Hij vertelde een indrukwekkend levensverhaal als werkloze, later actief CNV-lid, die in de oorlogsjaren ooit – toen hem gebleken was dat zijn bedrijf voor de bezetter werkte – tijdens een nachtdienst sikkel en hamer op een muur had geschilderd. Dat communistisch symbool was het meest geschikte teken van verzet.

Ik was weleens bezorgd dat ik te lang in Slotervaart bleef. Maar dat we het samengaan nog in de dagen van mijn predikantschap konden voltooien, was toch een fraai teken hoe verzoening aan het eind van een weg vol blokkades mogelijk is.

De confrontatie wagen

Dat ik in 1996 door de synode van de Gereformeerde Kerken als eerste hervormde docent aan haar Theologische Universiteit te Kampen werd benoemd, bewees wel dat mijn inzet zeker niet anti-gereformeerd was geweest. En aan de academie ging het verzoeningswerk door.

Niet alleen in het bij elkaar brengen van uiteenlopende opleidingstradities maar, belangrijker, in de gesprekken op college tussen studenten van zeer diverse herkomst, seksuele oriëntatie en geloofsvisie. Ook als docent heb ik weleens een college moeten stilleggen: ‘Nu de maskers af en elkaar in het gezicht zien!’

Maar toen ik onlangs een college over ‘queer theology’ verzorgde aan de Universiteit van Bern, ontmoette ik daar studenten die allen heel intensief met hun genderidentiteit bezig waren maar geen vermoeden hadden van bezwaren die leefden in de evangelische en vrij-kerkelijke kringen, ook in Zwitserland. Toen was ik wel trots dat wij in de opleiding de confrontatie tussen verschillende groepen die zichzelf allen kwetsbaar achten, tenminste wagen.

Wat de kerk als geheel betreft: die is mij nog steeds vaak te soft en te diplomatiek. Durf toch te strijden, te struikelen, ongelijk te krijgen, (h)erkenning te vinden bij anderen van wie je het nooit gedacht had! Anders komt het nooit tot echte verzoening, alleen tot – zoals Lenin schimpend van christenen placht te zeggen – ‘Versöhnlertum’.

About the author

R.H. Reeling Brouwer

Plaats een reactie