‘Een moderne monnik’ (interview door Dick Schinkelshoek), in: Nederlands Dagblad zaterdag 22 juni 2019.

Rinse Reeling Brouwer

Een moderne monnik

Rinse Reeling Brouwer hield iets te lang vast aan het socialisme van de DDR, en schonk als homo een rouwende vriendin een zoon. Maar eerst en vooral raakte hij helemaal vergroeid met de theologie. ‘Misschien ben ik wel een van de laatsten die dat voorrecht gegeven is.’

Scherp glinstert de zon op het IJ. Terwijl de blauwe pontjes achter het Centraal Station mensenmassa na mensenmassa het plein op stuwen, hebben de riviercruiseschepen verderop hun lading alweer afgestaan. Vloekend probeert een man met gouden epauletten op de schouder op de kade een rij omvallende koffers te grijpen. Ze moeten in een taxibusje gestapeld worden. Vaak beloven reisgidsen dat ze ergens midden in de drukke stad een rustig plekje weten  – waar je als het ware een andere, verstilde wereld kunt binnentreden. Wie het appartement van Rinse Reeling Brouwer binnenstapt, hoopt dat <Lonely Planet zijn huis nooit zal ontdekken. Een zeventiende-eeuwse Statenbijbel en meters, meters boeken aan de wand (‘Dit is alleen nog maar de bibliotheek waarmee ik mijn preken voorbereid’) vertellen dat hier andere wetten gelden dan die van de stress en het snelle rondpompen van toeristen. Hier wordt gelezen, nagedacht, geschreven – vaak op een niveau dat de stervelingen beneden nauwelijks kunnen bevatten.

‘Ik hou van Amsterdam’, zegt Reeling Brouwer terwijl hij vanuit zijn woonkamer uitkijkt over het IJ. ‘Helaas wordt alles langs het water steeds meer volgebouwd.’ Het is de stad waar hij studeerde, waar hij jarenlang predikant was. De stad van de cultuur en de festivals. Een week eerder heeft Reeling Brouwer zich nog op het Holland Festival in Karlheinz Stockhausens <Aus Licht ondergedompeld, ondoorgrondelijke operamuziek waarvan op het festival slechts 15 van de 29 uur werd uitgevoerd. ‘Overweldigend! De ochtend erna moest ik preken. Dan moet je wel even omschakelen.’

ONGESCHIKT VOOR MILITAIRE DIENST

Rinse Reeling Brouwer is misschien wel een van de meest onderlegde theologiekenners die Nederland kent, vertellen vakgenoten. Vorige maand ging hij met emeritaat als hoogleraar aan de Protestantse Theologische Universiteit. Een standaard levensverhaal heeft Reeling Brouwer niet, een doorsneedominee is hij evenmin. Dat heeft met zijn homoseksuele geaardheid te maken, maar ook met zijn actieve rol bij Christenen voor het Socialisme, een organisatie die – achteraf bezien – een wel erg grote voorliefde had voor het communisme en de DDR.

‘Mijn vader – Piet Reeling Brouwer – was remonstrants en van adellijke komaf. Tegelijk was hij zeer overtuigd lid van de PvdA. Ik kom uit een Doorbraak-familie (hervormden die na 1945 uit overtuiging voor de PvdA kozen, red.). Mijn vader is later meer van de kerk weggedreven, al vertelde hij ook dat hij als dwangarbeider in de oorlog juist erg veel steun aan zijn geloof heeft gehad. In 1961 werd hij burgemeester van Westzaan, en later van Oostzaan. Hij was ook een verwoed amateur-archeoloog. Vragen rond schepping en evolutie konden hem zeer bezighouden en aan het twijfelen brengen. Mijn moeder daarentegen was zeer betrokken op de kerk, met een geweldige geloofskracht. Ze kwam uit een hugenotenfamilie, een ‘ethisch-hervormd’ nest: niet de leer, maar de Heer. Orthodox in zekere zin, al kon ze in de vormen zeer progressief zijn. Mijn ouders waren het daardoor over lang niet alles eens. Ze begrepen elkaar ook niet altijd, denk ik. Toen mijn vader voor het eerst bij mijn moeder op haar studentenkamer op bezoek was, zag hij daar een afbeelding van de Dordtse synode hangen, waar de remonstranten uit de kerk gegooid werden. Nou, toen hadden ze wel wat te bespreken, haha!’

Hoe was de sfeer thuis?

‘Het was een liefdevol gezin, al werd niet over alles gepraat. Toen ik mijn ouders vertelde dat ik homoseksueel was, ging mijn moeder onmiddellijk in een werkgroep die de acceptatie van homo’s wilde bevorderen, en regelde mijn vader subsidie voor het COC in Oostzaan. Dat was, denk ik, hun manier om te zeggen dat ze het accepteerden.’

Hoe bent u uit de kast gekomen?

‘Ik moest gekeurd worden voor militaire dienst. Daar zat ook een therapeut bij, die je doorzaagde over je verlangens en je fantasieën. Ik wist zelf natuurlijk al wel van mijn geaardheid, maar ik deed er niet zo veel mee. Ik heb die therapeut tamelijk openhartig antwoord gegeven. In die tijd kreeg je, als ze merkten dat je homo was, een ‘S5’. Dat betekende: afgekeurd wegens instabiliteit. Dat was wel iets. Met een ‘S5’ kon je bijvoorbeeld tot 1972 geen ambtenaar worden. Ik had toen dus thuis iets uit te leggen.’

U bent nu single. Hebt u relaties gehad?

‘Ik heb nooit een langdurige relatie gehad. Ik heb wel een tijdlang in een woongroep gewoond. Als ik in een andere eeuw was geboren, was ik ongetwijfeld monnik geweest. Dat celibaat had ik wel aangekund. Ik heb genoeg sociale contacten, en de boeken zijn mijn vrienden. Al die gesprekspartners van eeuwen! Ik heb een vriend van mij, theoloog Bert ter Schegget, ooit geschreven dat ik met een nieuw boek van hem door de kamer had gedanst. Zonder relatie heb ik ook een zekere beschikbaarheid – voor de theologie, om me helemaal daaraan kunnen te wijden.’

U hebt wel een zoon.

‘Dat klopt, en dat is een opmerkelijk verhaal. De moeder is Dieuwke Parlevliet. Ze was predikant in Ede. Eind jaren negentig zijn bij een vreselijk auto-ongeluk onderweg naar Italië haar man en een dochtertje omgekomen. Voor haar was na die ramp de vraag: hoe kan ik het leven weer omarmen? Ze ontdekte dat een nieuw kind krijgen helend zou kunnen werken. Maar aan een nieuwe man in haar leven, daar was ze nog totaal niet aan toe. Dus vroeg ze zich af: is er niet een homo in mijn omgeving die de vader zou willen zijn? Zo kwam ze bij mij terecht.’

Ze was een vriendin van u?

‘Nee, niet echt. We kenden elkaar een beetje uit het theologenwereldje. Nadien is dat veranderd. Ik ben daar echt in de familie gekomen. Dieuwke heeft later een nieuwe partner ontmoet, en is naar Zierikzee verhuisd. Ik kan het ook met hem uitstekend vinden. Iedere Kerst en Pasen reis ik naar Zeeland af.’

Maar even terug: toen kwam ze dus met die vraag.

‘Ja, en die kwam wel binnen. Ik had allang bedacht: een gezin, dat is voor mij niet weggelegd. Daar had ik mijn leven ook niet op ingericht. Ik moest direct daarna een paar dagen naar Amerika, naar Princeton. Daar op het universiteitsterrein heb ik er grondig over nagedacht. Er zat iets onweerstaanbaars in die vraag, zoals de onwederstandelijkheid van de genade. Die had zo’n grote kracht, hoe kon ik daar ‘nee’ op zeggen? Terug in Nederland heb ik gezegd dat ik wel donor wilde zijn. We zijn naar de notaris geweest. We hebben laten vastleggen dat ik nooit zou ontkennen dat het mijn kind was, en dat Dieuwke mij nooit het contact zou ontzeggen. In 2000 is Pieter geboren. Na een aantal jaren heb ik hem alsnog als mijn zoon erkend. Ik zie hem nog steeds als een geschenk. Hij studeert sinds kort hier in Amsterdam. We spreken een keer per maand af om samen te gaan eten.’

Wat was u op zijn leeftijd zelf voor jongen?

‘Ik ben altijd een trouwe kerkganger geweest. Als tiener al. Wel heb ik als hervormde knaap belijdenis gedaan bij de gereformeerde dominee (en liturgiedeskundige, red.) Niek Schuman, want de dominee bij ons in Westzaan was me iets te ‘pinksterachtig’. De kerkdienst is voor mij altijd iets geweest van gevoed worden door de liturgie. De preek hoort daarbij – maar het is het geheel. Het gaat om de Bijbelteksten, de liederen, de gebeden, waarop je de week erna kunt kauwen. Toen ik hier in Amsterdam ging studeren, werd ik geen lid van de Amstelkerk waar alle studenten heen gingen, maar sloot ik me aan bij de gewone hervormde wijkgemeente in de buurt. In die tijd begon ook de aandacht voor de doorgaande bijbellezingen, het leesrooster. Daar ben ik nog steeds een warm voorstander van. Jij kiest de bijbelteksten niet, ze komen op je af. In die tijd verscheen de nieuwe psalmberijming (1968), en het liedboek van 1973. Er was een soort nieuw elan in de kerk.’

Liturgie is iets waarin u zich kunt onderdompelen?

‘Nee, dat is het woord niet. In Stockhausen dompel je je onder. De liturgie en de kerkelijke muziek vertolken niet mijn gevoelens. Ze brengen iets nieuws, een andere boodschap.’

U ging theologie studeren. Kwam u daar in aanraking met het socialisme?

‘Ik had dat natuurlijk al van huis uit meegekregen. Maar op de Nederlandse Christen Studenten Vereniging (NCSV) ademde begin jaren zeventig alles het socialisme. In die jaren raakte de vereniging ook zijn christelijke identiteit kwijt. Terwijl de ouderejaars theologiestudenten op de NCSV massaal de stap van Christus naar Marx maakten, ging ik juist theologie studeren. Dat vonden sommige mensen gek, ja. Ik ben ook Marx gaan lezen, en raakte daarvan zeer onder de indruk. Er moest iets veranderen, er moest een andere – rechtvaardige – sociale orde komen. Maar ik heb nooit begrepen waarom het óf Christus óf Marx moest zijn. De NCSV had ook contacten in Oost-Duitsland, en dus kon ik daar op uitnodiging rondreizen nog voordat Nederland in 1972 de DDR erkende.’

En van de DDR was u onder de indruk?

‘Nou, ik vond vooral dat de Koude Oorlog moest ophouden. Wat daar in de DDR gebeurde, dat was natuurlijk niet perfect, maar er zat wel wat in. Dat burgerlijke frame van ‘wij tegen de communisten’ deugde niet. Waar wij vooral op hoopten, was dat Oost en West sámen tot een nieuwe economische orde zouden komen.’

Maar de politieke dwang daar, had u die niet in de gaten?

‘Jazeker, daar wisten we van. We wisten ook dat de Stasi bestond, maar niet dat het zó groot zou zijn als na 1989 bleek: dat er anderhalf miljoen Stasi-informanten waren en sommige mensen zelfs hun eigen man of vrouw bespioneerden. Wat we onvoldoende hebben onderkend, was hoe versteend en onhervormbaar het systeem was.’

Er waren ook christenen die niet vol enthousiasme naar de DDR gingen, maar juist ondergrondse kanalen aanboorden, die bijbels gingen smokkelen.

‘Ik heb daar met theologe en oud-verzetsstrijdster Hebe Kohlbrugge (1914-2016) heftige discussies over gehad. Zij vond: na de Praagse lente van 1968, toen de Russische tanks iedere vernieuwing bloedig hadden neergeslagen, kon je de officiële kanalen met het Oosten niet meer open houden. Na 1968 restten volgens haar alleen nog de illegale contacten. Dat was ik niet met haar eens. Maar wat ons verenigde, was dat we allebei oog hadden voor de mensen daar. Na de val van de Muur heb ik haar opgezocht. Ze had toen net in Praag een eredoctoraat gekregen. Toen hebben we ons met elkaar verzoend. We hebben toen ook samen gebeden. Ik zat fout tijdens de Koude Oorlog, dat moet ik toegeven. Karl Barth, een theoloog die ik zeer bewonder, zegt dat christenen een zekere <Überlegenheit moeten hebben. Ze moeten boven de partijen staan. Maar daarin kan ik niet meegaan. Later heeft Hebe een keer over mij gezegd, toen ik veel kritiek over mij heen kreeg: “Hij deed tenminste wat!”.’

In 1997 werd de hervormde Reeling Brouwer docent theologiegeschiedenis aan de toen nog synodaal-gereformeerde Theologische Universiteit in Kampen. Die universiteit ging in 2007 op in de PThU. ‘De eerste helft van mijn werkzame leven was mijn internationale netwerk die van de vredesbeweging, de tweede helft die van theologen, en dan vooral Karl Barth-kenners.’

Met het afscheid van Reeling Brouwer komt academisch gezien ook een einde aan de zogenoemde ‘Amsterdamse School’ in de theologie. De bijzondere leerstoel van Reeling Brouwer zelf krijgt geen vervolg. De Amsterdamse school, waarvan de recent overleden oudtestamenticus Karel Deurloo een van de initiatiefnemers was, vindt dat je de Bijbeltekst in zijn structuur en woordkeuze zélf moest laten spreken. ‘We kwamen uit een tijd dat iedereen zich afvroeg wat Paulus of Mozes bedoeld kon hebben. Daar kom je niet achter. Inmiddels zit de theologie in een fase waarin we vooral naar de lezer kijken: wat deed de tekst met de eerste lezer, wat doet de tekst met ons? Óns uitgangspunt was: de tekst zelf mag het zeggen. En daarvoor moet je heel goed en grondig lezen.’

https://www.nd.nl/nieuws/geloof/in-memoriam-karel-deurloo-vond-dat-de-taal-van-de.3406076.lynkx

Wat gaat u nu doen?

‘Ik hoop meer tijd te hebben voor nieuw onderzoek naar de eerste vijf bijbelboeken. Dat is de ‘Tora’, leren we van het Jodendom, de ‘heilige onderwijzing’. Maar hoe deze ‘heilige onderwijzing’ zich nu verhoudt tot de christelijke leer als geheel (waarvoor we altijd meer te rade zijn gegaan bij Paulus dan bij Mozes), daarover is nog te weinig nagedacht.’

Wat leren Genesis, Exodus en de andere boeken ons dan?

‘Genesis vertelt dat er hoop is voor de volken. Centraal staan de ‘geboorten’: die verwekte die, enzovoorts. Dat gaat door tot Israël aan het licht komt (en uit Israël, zeg ik er als christen bij, de Eerstgeborene: Jezus).  Exodus vertelt hoe je uit slavernij geroepen bent tot een nieuwe dienst – aan God. In de liturgie van de tabernakel. Daar draait het in Leviticus om. Veel mensen vinden Leviticus een oninteressant boek. Maar het is geen toeval dat Leviticus 16 precies in het midden van de Tora staat. Daar gaat het over Jom Kippoer, de grote verzoendag. Numeri vertelt van ons verzet: we willen er niet aan! En in Deuteronomium komen al die lijnen samen.’

ER IS RUIMTE

Wat hebt u studenten willen meegeven?

‘Het is verschrikkelijk lastig om als theologiestudent, of je nu orthodox of vrijzinnig bent, je plek te vinden in die brede christelijke traditie. Ik heb ze allebei geregeld horen roepen: voor mij is er geen ruimte! Ik wilde laten zien dat die ruimte er is. Ik heb zelf die gemengde achtergrond van orthodox en vrijzinnig. Wat ik zorgelijk vind, is dat studeren steeds meer betekent: aan allerlei eisen voldoen in plaats van dat je een relatie opbouwt met een theoloog of een theologie die jou verder kan helpen. Ik denk dat het in deze tijd van ontlezing en prestatiedruk steeds meer een zeldzaamheid wordt: zo in de theologie te groeien, een leven lang zo ermee vergroeid te raken als ik heb kunnen doen. Misschien ben ik wel een van de laatsten die dat voorrecht is gegeven.’

FOTO 1

‘Hier doe ik een bijbelstudie op een zomerkamp van de NCSV voor middelbare scholieren. Over Jesaja 7. Ja, we waren echt langharig tuig in die jaren. En het zal vast over sociale verandering zijn gegaan. Ik was een van de leiders, maar alles was zo anti-autoritair: niemand accepteerde iets van je. Ik heb nog gruwelijk mijn arm verbrand tijdens dat kamp omdat de schooljongens in een van de tenten spelletjes bleven doen met hun olielamp.’

FOTO 2

‘Dit is tijdens een toespraak van mij tijdens een bijeenkomst van Christenen voor het Socialisme in 1984. Je ziet op het spandoek direct tegen welke vormen van onderdrukking we ons keerden; dat hoorde allemaal bij elkaar. Ik was betrokken bij de oprichting in 1974. CvS is tot 1994 blijven bestaan. Wij werden door de BVD (voorloper van de AIVD, red.) tamelijk nauwlettend in de gaten gehouden. Ik heb later mijn BVD-dossier mogen inkijken. Niet dat er veel spannends in stond … Er is wel eens gedacht dat er in die periode binnen onze stuurgroep zich een BVD-mol bevond. Ik geloof daar niets van. De dienst heeft een keer tijdens een inval alle mogelijke dossiers meegenomen. Geen wonder dat ze alles van ons wisten. Overigens heeft het <Nederlands Dagblad ooit beweerd dat ík die mol wel had moeten zijn. Het idee!’

https://www.nd.nl/nieuws/dossier/wie-was-de-mol.156030.lynkx

BIOKADER Barth-kenner

Rinse Reeling Brouwer (1953) is theoloog. Tot zijn emeritaat vorige maand was hij bijzonder hoogleraar op de Miskotte/Breukelman-leerstoel voor de theologische hermeneutiek van de Bijbel en bijna 22 jaar lang docent theologiegeschiedenis aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Groningen en daarvoor aan de Theologische Universiteit in Kampen (Oudestraat). Van 1982 tot 1997 was Reeling Brouwer hervormd predikant in Amsterdam-Slotervaart. Hij stond aan de basis van ‘Christenen voor het Socialisme’, en maakte zo verschillende reizen naar de DDR. Reeling Brouwer geldt internationaal als een kenner van de theologie van Karl Barth. Hij woont in Amsterdam en heeft een zoon.

About the author

R.H. Reeling Brouwer

Plaats een reactie