Daniel B. Schwarz, The First Modern Jew. Spinoza and the History of an Image

D

Daniel B. Schwartz, The First Modern Jew. Spinoza and the History of an Image, Princeton/Oxford, Princeton University Press, 2012, 270 pp, £ 27,95

Dit rijke en erudiete werk, als dissertatie verdedigd aan de Columbia University, behandelt de receptiegeschiedenis van Spinoza binnen de Joodse wereld. Het veronderstelt daarbij een historiserende distantie. De auteur voegt zich niet in het koor van de velen die Spinoza als ‘eerste geseculariseerde Jood’ hebben verguisd of juist, zoals nog Yeremiyahu Yovel in zijn tweedelige studie van 1989, verheerlijkt. Veeleer beziet hij de omgang met Spinoza door tal van Joodse stromingen in latere eeuwen als projecties van hun eigen dilemma’s in de bekende, door een ban van de Amsterdamse Sefardische synagoge getroffen 17e eeuwse denker.

Als exemplarisch voor deze geschiedenis van toe-eigening bespreekt Schwartz een vijftal momenten. Daaraan vooraf gaat de reactie van de niet-joodse vroege Verlichting, die ofwel Spinoza’s breuk met de synagoge benadrukt en hem dus als ex-Jood schildert (zo Pierre Bayle), ofwel juist de kabbalistische achtergrond van zijn Ethica wil onthullen en hem daarmee als ‘eeuwige Jood’ typeert (zo Georg Wachter, Der Spinozismus im Jüdenthum, 1699).

Een waterscheiding vormt de figuur van Mozes Mendelssohn, bij wie de expliciet Joodse receptie inzet. Spinoza speelt een grote rol in zijn intellectuele ontwikkelingsgang: hij ziet hem aanvankelijk als voorloper van de Duitse, religieus georiënteerde Verlichting, en schroomt niet belangrijke inzichten van Leibniz terug te voeren op Spinoza’s voorbeeld. In de veelbesproken zg. pantheïsmestrijd met Fr. H. Jacobi over de erfenis van Lessing en diens veronderstelde heimelijke spinozisme (1783-86), lukt het Mendelssohn echter niet zijn these overeind te houden van een ‘gelouterde pantheïsme’ bij Spinoza dat strookt met een acceptabele natuurlijke religie. Hij moet erkennen dat Spinoza zich op het vlak van de positieve religie ‘buiten de Wet’ had geplaatst, en kan zich daarmee minder gemakkelijk op hem beroepen in het kader van zijn streven van het Jodendom aanvaardbaar te maken binnen het geheel van de Duitse cultuur.

In een tweede moment, binnen de nasleep van de rol van het spinozisme in romantiek en idealisme, verschijnt de historische roman van Berthold Auerbach, een Joodse studiegenoot van D. Fr. Strauß, die de mogelijkheid van een Reform-Jodendom terugprojecteert in de Nederlanden van de 17e eeuw. De eerste druk uit 1837 trekt alleen binnen de Joodse subcultuur de aandacht, maar als de tweede druk in 1854 onder de titel Spinoza. Ein Denkerleben verschijnt is Auerbach een geliefd auteur geworden en verkrijgt het werk een veel breder lezerspubliek.

Het derde moment betreft Salomon Rubin, representant van de Haskalah, die in 1856-57 een Nieuwe Gids der verdoolden publiceert, waarin hij Spinoza schetst als de man die in de context de moderne filosofie het werk verrichtte dat Maimonides in die van het aristotelisme had verricht, namelijk de metafysische schatten van de esoterisch-joodse traditie vruchtbaar maken voor de mensheid. Met dit in de eigen omgeving bepaald omstreden pleidooi, alsook met zijn Hebreeuwse vertaling van de Ethica (1885) beoogt hij de emancipatie van vooral het Oost-Europese Jodendom te dienen.

Typerend voor het vierde moment is de herdenking van Spinoza’s 250e sterfdag in 1927 te Jeruzalem, waarop Joseph Klausner, met zwaar retorisch geweld maar zonder rabbinaal gezag, de ban tegen Spinoza ‘opheft’. Hem en andere zionisten, onder wie Ben Goerion, trekt in Spinoza aan dat deze in een verdwaalde opmerking in het Theologisch-Politiek Traktaat (Cap. 3) de heroprichting van een Joodse staat niet had uitgesloten. Zijn als ‘nationaal pantheïsme’ gekarakteriseerde filosofie kon zo juist de seculiere aard van de latere staat Israël van een fundament voorzien, al bleef ook deze inzet niet onweersproken.

Als laatste moment tekent Schwartz de Pools-Amerikaanse Joodse auteur I.B. Singer, in wiens werk bij herhaling het type optreedt van een Joodse intellectuele jongeman, die zich via een vereenzelviging met Spinoza’s levensleer van een nieuwe geestelijke identiteit voorziet, weg uit het getto. Merkwaardigerwijs bevat de Jiddische versie van de post-Shoah-roman The Family Moskat (1950) een passage die de Engelse vertaling ontbeert. Daarin komt de hoofdpersoon tot de dramatische conclusie dat niet Spinoza’s perspectiefloze God-substantie, maar alleen de naijverige Bijbelse God het hitlerdom kan weerspreken. Dat Singer dit belijden niet voor breder publiek herhaalt blijft even raadselachtig als het gegeven dat het wel op een verscholen plaats van zijn werk valt aan te treffen.

Rinse Reeling Brouwer, Amsterdam/Groningen (PThU)

About the author

R.H. Reeling Brouwer

Plaats een reactie