‘Brief aan Simon Grynaeus’

BRIEF AAN SIMON GRYNAEUS, OPGENOMEN IN CALVIJNS COMMENTAAR OP DE BRIEF AAN DE ROMEINEN

inleiding

‘De heilige Christelijke kerk, waarvan Christus het hoofd is, is uit het Woord van God geboren’, luidde de eerste these die Zwingli in 1928 verdedigde bij gelegenheid van de doorvoering van de reformatie in Bern. Om die reden hechtten de Zwitserse hervormers zeer aan gestage en grondige bijbeluitleg. Voor het houden van bijbellezingen allereerst had Farel Calvijn naar Genève gehaald. Misschien sprak hij daar al wel over de brief van Paulus aan de Romeinen. Toen hij na zijn verbanning door Martin Bucer naar Straatsburg werd gehaald, kreeg hij daar naast de zorg voor de Franse vluchtelingengemeente ook de gelegenheid op te treden als docent Nieuwe Testament aan het gymnasium (later: de academie) van Johannes Sturm, waar hij op 1 januari 1539 met zijn lessen begon.

De eerste vrucht van deze lessen was de uitgave van een commentaar op de Romeinenbrief, dat in oktober van hetzelfde jaar al verscheen. Het was het begin van een lange reeks commentaren. Uit Luthers worsteling met deze brief was de reformatie ooit tevoorschijn gekomen, en met deze was Calvijn van mening dat de brief toegang bood tot de hele Schrift: door de boodschap van Paulus inzake het heil dat alleen in Jezus Christus te vinden is, leer je het evangelie verstaan, daarop kun je de boodschap van Johannes verstaan en dan pas kun je zien hoe de eerste drie evangeliën in Jezus de bij Mozes en de profeten verwachte Messias aan het licht komt. Dat is het inzicht dat de volgorde van de commentaren bepaalt.

Bij elk commentaar ontwikkelt de Calvijn de gewoonte, het aan een specifiek persoon op te dragen, en aan deze dan ook een aanbiedingsbrief op te stellen. In dit eerste geval is dat zijn geleerde vriend Grynaeus, die Grieks doceert te Bazel.[i] Hij maakt van de gelegenheid gebruik, de door hen beiden gedeelde uitgangspunten bij de uitleg te benoemen. Het gaat daarbij om ‘kortheid en beknoptheid’ (perspicua brevitas): de commentator verricht dienstbaar werk en moet het de lezer gemakkelijker maken het betoog van de besproken auteur te volgen en de strekking van de tekst voor ogen te krijgen.

Daarom verwaardigt de nieuwe speler op het speelveld zich ook enige opmerkingen over het werk van anderen, met wie hij zich overigens bepaald verbonden voelt. Bullinger ontkomt aan zijn kritiek, maar Melanchthon beperkt zich in zijn ogen te zeer tot een verklaring van de theologische hoofdbegrippen, waardoor de aard van het betoog van de apostel tekort komt, en Bucer – toch zijn naaste collega, vaderlijke vriend en beschermer – is aan de andere kant wel weer heel uitvoerig in de details van de tekstverklaring, zodat Paulus’ boodschap er voor meer eenvoudige lezers lastig uit de halen is. In zijn iets eerder in het jaar verschenen tweede editie van de Institutie had Calvijn in de ‘Brief aan de lezer’ waarmee het werk opent, verklaard dat hij in zijn commentaren niet genoodzaakt was om uit te weiden over leerstellige zaken, juist omdat hij de uitwerking en nadere theologische doordenking van de bijbelse kernbegrippen dáár, in de Institutie, ter hand nam. De Institutie, als uitwerking van de loci communes (gangbare termen) in de Schrift, maakte het bieden van dogmatisch relevante excursen in de commentaren overbodig. Als de ‘kandidaten tot de heilige theologie’ – de leerlingen op de academie, voor wie nu ook de Institutie vanaf de tweede druk bestemd was – dit boek nu maar bij de hand hadden (zonder dat ze er les in kregen), kon de docent het zich in de les en in het geschreven commentaar veroorloven, dicht bij de tekst te blijven.

In het laatste gedeelte van de brief volgt nog een laatste woord ter karakterisering van Calvijns uitgangspunten bij de schriftverklaring, het woord vrijheid (libertas). Een schriftuitlegger moet ruimte hebben om, nadat hij de stemmen van alle andere commentatoren in vroegere tijden en in de eigen tijd heeft afgewogen, nieuwe mogelijkheden te verkennen en eigen oplossingen voor tekstuele problemen voor te stellen. Wat in het andere genre, dat van de leerstellingen, fnuikend kan zijn en tot onenigheid kan leiden, kan in dit genre juist vruchtbaar zijn. Ook dat is een reden om het commentaarwerk en het leerstellige werk (zoals de Institutie), anders dan bijvoorbeeld Bucer deed, gescheiden te houden: de bijbel is rijker en minder eenduidig dan het dogma, en dat verschil moet tot zijn recht komen.

                                                                  *****

Johannes Calvijn groet de zeer hooggeachte Simon Grynée![ii]

[De juiste methode van bijbelverklaring]

Ik herinner me dat u en ik drie jaar geleden[iii] een vriendschappelijk gesprek hebben gevoerd over de beste manier van bijbelverklaring en dat de werkwijze die veruit uw voorkeur genoot, ook door mij toen het hoogst werd aangeslagen. We waren immers allebei van mening dat kortheid en duidelijkheid bij uitstek de kwaliteiten van een commentator moesten zijn. Aangezien het vrijwel zijn enige taak is om de intentie van de schrijver die hij zich voorneemt te verklaren, bloot te leggen, schiet hij zijn doel even ver voorbij als hij zijn toekomstige lezers daarvan afbrengt of gaat hij op zijn minst zijn eigen grenzen in zekere zin te buiten.

Daarom hoopten wij beiden onder de velen die zich momenteel met dit soort werk inzetten voor het belang van de theologie, iemand te treffen die ernaar streefde zich gemakkelijk uit te drukken en er tevens op uit was zijn studenten niet te overladen met ellenlange commentaren. Ofschoon ik me bewust ben dat dit niet de gangbare opvatting is en dat zij die er anders over denken, ook wel hun motieven voor een dergelijke opvatting hebben, kan ik het verlangen naar beknoptheid niet opgeven. Natuurlijk is verscheidenheid aan de menselijke geest eigen, waardoor de smaken verschillen, en mag iedereen in dit geval zeker zijn oordeel koesteren zolang hij maar niet aan alle anderen zijn wet wil voorschrijven. Wij mogen dus niet in ons streven naar kortheid het werk van anderen die breedsprakiger en wijdlopiger in hun verklaring van de Heilige Schrift zijn, afwijzen of minachten, en dat geldt omgekeerd voor hen, ook al vinden ze ons te pregnant en te bondig.

Ik kon me inderdaad niet beheersen om iets te ondernemen waarmee ik  op dit terrein de zaak van Gods kerk zou kunnen dienen. Maar ik ben er allesbehalve zeker van dat ik ons ideaal heb bereikt of zelfs maar kon hopen te benaderen toen ik eraan begon. Toch heb ik mijn stijl zo proberen aan te passen dat ik de indruk zou kunnen geven dit toonbeeld na te streven. Het is niet aan mij om te oordelen of ik hierin ben geslaagd, want die afweging laat ik graag aan u en uw collega’s over.

[De verhouding van deze poging tot recente vergelijkbare ondernemingen]

Dat ik besloten heb juist bij deze brief van Sint Paulus een poging te wagen, zal bij velen verkeerd vallen, dat voorzie ik wel. Want omdat al zoveel voortreffelijke geleerden voorheen hun krachten aan de uitleg hiervan hebben gewijd, is het niet aannemelijk dat er voor anderen nog iets overgebleven is om te verbeteren. Ik geef zonder meer toe dat ik, alhoewel ik mezelf enig resultaat van mijn inspanning in het vooruitzicht stelde, aanvankelijk door deze gedachte ben afgeschrikt, want ik was bang dat ik van overmoed zou worden beticht wanneer ik na al die uitmuntende specialisten dit werk onder handen nam. Over deze brief zijn in het heden en verleden talrijke commentaren geschreven en de moeite had werkelijk niet beter besteed kunnen worden, want als je deze brief begrijpt, staat de weg voor je open om de hele Schrift te begrijpen.[iv]

Over de schrijvers in het verleden zwijg ik: hun godsvrucht, geleerdheid, eerbiedwaardigheid, kortom de hoge leeftijd verleenden hun zoveel gezag dat we niets van wat zij presteerden mogen verachten. Ook van de huidige commentatoren hoef ik niet ieder bij name te noemen, ik beperk me daarom tot mijn mening over de degenen die de belangrijkste prestaties hebben geleverd.[v]

Philipp Melanchthon[vi] heeft meer klaarheid gebracht dan zijn voorgangers op grond van zijn ongeëvenaarde kennis, inzet en zijn bijzondere kunde in iedere tak van wetenschap. Maar omdat het blijkbaar zijn doel was slechts de meest in het oog lopende zaken uit te vorsen, heeft hij zich daartoe beperkt en met opzet veel overgeslagen dat voor de gewone mensen te moeilijk zou kunnen zijn om te begrijpen. Na hem kwam Bullinger,[vii] die eveneens terecht een grote reputatie heeft gekregen, want hij combineerde geleerdheid met een eenvoud die hem heel geliefd heeft gemaakt. Ten slotte heeft Bucer[viii] als het ware de kroon gezet op de uitgave van zijn nachtenlange arbeid. Zoals u weet, staat deze geleerde vanwege zijn diepgaande en brede kennis van allerlei wetenschappen, zijn heldere geest, zijn belezenheid en een reeks van andere kwaliteiten in dit tijdsgewricht vrijwel het hoogst aangeschreven. Hij is met weinigen vergelijkbaar, heeft de meesten overtroffen, en hij heeft zich in onze tijd als geen ander blijvende roem verworven door zijn uiterst nauwgezette toewijding aan de schriftverklaring.

Het is daarom nooit mijn bedoeling geweest om met zulke mannen te willen wedijveren, en nog minder om zelfs maar de geringste afbreuk te doen aan hun faam, want ik geef toe dat dit van een al te kwalijke ambitie zou getuigen. Aan hen moeten steeds de dankbaarheid en autoriteit worden gegund die zij naar het inzicht van alle goede lieden hebben verdiend. Toch zal men mij hopelijk nageven dat onder de mensen iets nooit zo volmaakt is geweest of er blijft voor ijverige opvolgers een mogelijkheid over om bij te schaven, te verfraaien of verduidelijken. Wat mij betreft, ik durf slechts de verwachting uit te spreken dat mijn inspanning niet vergeefs zal zijn geweest: ik heb me die  om geen andere reden dan het algemeen belang van de kerk getroost.

Daarom hoopte ik dat ik door mijn andere aanpak niet bezwaard zou worden door het verwijt eerzuchtig te zijn – mijn ergste schrikbeeld. Philipp heeft immers zijn doel verwezenlijkt door de belangrijkste hoofdpunten te verklaren. Omdat hij zich voornamelijk hierop heeft geconcentreerd heeft hij vele, niet te verwaarlozen zaken overgeslagen, zonder aan anderen te willen beletten er diep op in te gaan. Bucer is zo uitvoerig dat hij door drukbezette lieden niet snel gelezen kan worden. Zijn stijl is te verheven om gemakkelijk begrepen te kunnen worden door weinig ontwikkelde en niet zo oplettende geesten. Bij ieder onderwerp dat hij onder handen heeft genomen, doen zich zoveel mogelijkheden aan hem voor dat hij vanwege zijn weergaloos en ongelooflijk rijk en veelzijdig talent er geen punt achter kan zetten. De een heeft dus niet elke passage behandeld en de ander juist zo omslachtig dat hij niet in korte tijd gelezen kan worden. Met mijn opzet heb ik dus elke schijn van wedijver vermeden. Toch heb ik even getwijfeld over wat beter was: na hen en anderen als het ware ‘druiven te lezen’ waarmee ik de eenvoudigen van geest een dienst dacht te kunnen bewijzen, óf een systematisch commentaar te schrijven waarin noodzakelijkerwijs veel herhaald moest worden dat door hen allen of door minstens een van hen al eerder was gezegd. Aangezien ze echter onderling vaak van mening verschillen en de niet zo scherpzinnige lezer daardoor in grote problemen brengen, doordat hij niet weet welke opvatting hij liever moet volgen, heb ik gemeend dat het evenmin verloren moeite zou zijn wanneer ik, door de beste verklaring aan te geven, hem een moeilijke beslissing zou besparen, terwijl hij zichzelf geen bezonken oordeel erover kon vormen. Met name besloot ik alles zo kort aan te stippen dat de lezer zonder veel tijdverlies bij mij kon aantreffen wat in andere boeken staat. Kort gezegd, het was mijn streven dat niemand met recht kon klagen over veel overbodige informatie in dit werk.

[De zin en het eigen karakter van steeds weer nieuwe pogingen tot uitleg]

Over het nut zeg ik niets, al zal het niet onwelwillende publiek wellicht na lezing erkennen hiervan meer profijt te hebben getrokken dan ik nu in alle bescheidenheid durf te garanderen. Soms neem ik een afwijkend standpunt in of houd ik er minstens een ietwat andere opvatting op na, maar dat is me vanzelfsprekend te vergeven. Wij moeten met zoveel eerbied het Woord van de Heer onderhouden dat we het niet in het minst mogen verdraaien door uiteenlopende verklaringen. Want op die manier boet hoe dan ook aan gezag in, zeker als dat zonder veel kiesheid en zonder veel ingetogenheid gebeurt. Het geldt als een zonde om ook maar iets te besmeuren dat aan God is gewijd, maar dan moet zeker iemand niet gedoogd worden die onrein en zelfs niet behoorlijk voorbereid de allerheiligste zaak op aarde behandelt. Het is dus een aan heiligschennis grenzend blijk van overmoed om de Heilige Schrift naar willekeur te wenden of te keren en er als een stuk speelgoed mee te dollen. Dit is in het verleden maar al te vaak gebeurd.[ix]

Wij hebben echter steeds kunnen constateren dat juist degenen aan wie het niet aan godsdienstijver heeft ontbroken en die de mysteries van God met eerbied en ingetogenheid hebben bejegend, het bepaald niet altijd met elkaar eens zijn geweest. Want nooit heeft God Zijn dienaren zo’n grote weldaad waard geacht dat eenieder met een volledig en in alle opzichten volmaakt begrip was gezegend. Het stond Hem zonder twijfel voor ogen om ons in de eerste plaats nederig te houden en vervolgens bereid om steeds samen als broeders met elkaar om te gaan. In dit leven kunnen we daarom niet verwachten wat elders uitermate wenselijk zou moeten zijn, namelijk een algehele eensgezindheid onder ons in het verstaan van de bijbelpassages. Daarom moeten we ernaar streven om, als we van de opvattingen van onze voorgangers afwijken, niet geleid te worden door enige zucht naar originaliteit of het verlangen naar afbrekende kritiek op anderen. Geen wrok heeft ons gedreven, geen naijver ons heeft ons geprikkeld, maar alleen de noodzaak heeft ons hiertoe gebracht, en de wens om uitsluitend het goede te doen. En verder, terwijl dit bij de bijbelverklaring plaatsvindt, wordt er minder vrijheid genomen bij de godsdienstige leerstellingen waarin de Heer de harten van Zijn volk voor alles eendrachtig wilde houden. De lezers zullen algauw bemerken dat ik beide zaken voor ogen heb gehad.[x] 

Maar omdat het geen pas geeft dit zelf te beslissen of te verwoorden, laat ik deze taak graag aan u over. Naar uw oordeel moet ik me volledig schikken, zoals in de meeste gevallen door iedereen terecht wordt gedaan. Ik heb u goed leren kennen door onze vertrouwelijke omgang die gewoonlijk enigszins afbreuk doet aan andermans achting, maar in uw geval, gezien uw reputatie in alle academische kringen, haar beduidend ten goede komt.

Vaarwel.

Straatsburg, 18 oktober 1539

Noten


[i] CO 10b, 402-406.

[ii] Simon Grynaeus (Griner) was humanistisch opgeleid in Wenen en bekleedde de leerstoel Grieks eerst in Heidelberg en later in Bazel. Binnen en vanuit de Zwiterse reformatie was hij betrokken bij de opstelling van belijdenisteksten en bij godsdienstgesprekken. Zijn vroege dood in 1541 zou Calvijn zeer betreuren.

[iii] Dat zal geweest zijn tijdens Calvijns verblijf in Bazel in 1536.

[iv] Dit had ook Luther gesteld in zijn voorwoord bij zijn vertaling van de Romeinenbrief in 1522(/1546). WA Bibel 2, 2v.

[v] Gezien de selecteerde namen, is er Calvijn in deze brief echter veel aan gelegen, aan te geven dat er een gezamenlijke exegetische werkgemeenschap bestond tussen de reformatorische bewegingen in de centra Wittenberg, Zürich en Straatsburg.

[vi] Melanchthon, Commentarius in epistolam ad Romanos recens scripti, 1532.

[vii] Bullinger, In sanctissimam Pauli ad Romanos epistolam (1932); In omnes apostolicas epistolas commentarii, 1537.

[viii] Bucer, Metaphrasis et ennaratio in Epistolam ad Romanos, 1536.

[ix] Calvijn is in het bijzonder uiterst terughoudend in het hanteren van de ‘allegorische’ methode van uitleg, die in elke schriftplaats een diepere zin ontdekt.

[x] Er is dus een verschil in genre: in de bijbeluitleg is er plaats voor een zakelijk gesprek met anderen over de juiste betekenis van elke schriftplaats, in het leerstellig betoog moet gestreefd worden naar het vaststellen van een eenduidige en gemeenschappelijk onderschreven waarheid en is derhalve polemiek vaak onvermijdelijk.

About the author

R.H. Reeling Brouwer

Plaats een reactie