6 september Mattheüs 18:15-20 Wormerveer

6

Ds. Rinse Reeling Brouwer, Amsterdam

Overdenking in de dienst van de Protestantse Gemeente te Wormerveer op zondag 6 september 2020, 12e van de zomer

Schriftlezing: Mattheüs 18:15-20

Gemeente, u hier aanwezig in dit kerkgebouw en u die online met ons verbonden bent,

Het gedeelte dat we lazen maakt binnen het evangelie naar Mattheüs deel uit van wat bekend staat als de ‘gemeenterede’. Het evangelie als geheel kent vijf grotere redevoeringen van Jezus, die doen denken aan de vijf boeken van de Thora van Mozes. Dat is niet tegen Mozes of als alternatief voor Mozes bedoeld – let maar op het citaat uit het boek Deuteronomium (Deut. 19:15) dat hier klinkt, en dat blijkbaar ook gelding heeft, namelijk dat van een woord vaststaat dat het zo gesproken is wanneer er twee of drie getuigen van zijn (Mat. 18:16). Wel reikt Jezus bij Mattheüs een perspectief aan, van waaruit de gemeente naar Mozes kan luisteren.

            Vlak voor het gelezen gedeelte heeft Jezus de gelijkenis verteld van het verdwaalde schaap (vss. 10-14). Verdwaald, dat wil zeggen: het behoorde bij de kudde, maar is er om de een of andere reden van verwijderd geraakt. Het ging op eigen wegen, het kon niet meer goed volgen, het wist niet meer of het er nog wel thuishoorde. De strekking van de gelijkenis is: zoek het verdwaalde, want het mag niet verloren gaan! De herder moet de andere 99 schapen op de bergen in de steek laten, om dat éne te zoeken. Want het is klein (vs. 14), net als het kind dat Jezus vlak daarvoor in het midden heeft gezet (vs. 2). Zo gaat het toe in de gemeente, dat is het perspectief: kijk vanuit die ene die zich niet meer thuis voelt, die vreemde dingen gaat zeggen, die vervreemd raakt: wees niet onverschillig, zeg niet te snel dat het zijn of haar eigen keuze is, maar ga op zoek, ga in gesprek, luister goed wat de redenen waren, doe moeite elkaar weer te vinden – en dáárover zal vreugde zijn in de hemel, meer vreugde dan over de getrouwen die niet snel van het pad zullen raken. Juist in deze Corona-tijden, waar het zo gemakkelijk is mensen zo maar kwijt te raken, lijkt mij dat voor de gemeente, ook voor déze gemeente, geen overbodige boodschap.

            Het gedeelte van vandaag sluit bij deze gelijkenis aan. Een lid van de gemeente kan zo maar aan het zwerven zijn geslagen, zij of hij kan ook dwaalleer zijn gaan aanhangen (vreemde opvattingen zijn toegedaan). En iemand kan ook dwalen in die zin, dat hij of zij werkelijk iets heeft misdaan. De Griekse handschriften verschillen hier, en er valt moeilijk uit te maken welke versie de juiste is. In de ene variant heet het: ‘als je broeder een zonde tegen jou begaan heeft, ga erop af…’. Je bent dus persoonlijk gekrenkt, en dat moet je niet laten zitten, daar moet je iets mee doen! De andere variant trekt het breder: ‘wanneer je broeder een zonde begaan heeft, ga erop af…’. Dan gaat het dus om iets dat niet per se jou is aangedaan, maar wat je wel hebt waargenomen. Moet je er dan ook op af? Onze toegeeflijke tijdgeest heeft het daar moeilijk mee: waar bemoei je je mee? En toch: luister, om ons maar een ernstige situatie te binnen te brengen, naar een slachtoffer van seksueel misbruik dat zelf de dader niet durft aan te spreken. ‘Had die en die, die er wél van wist, er in vertrouwen nou maar eens iets van gezegd…’, luidt dan de klacht. En die klacht lijkt me meer dan terecht. Wat is de gemeente? Onder meer dus dit: de gemeente is de ruimte waar zusters en broeders elkaar durven aan te spreken op de waarheid, op dat wat er tussen mensen mis kan gaan.

            Dan volgen er drie stappen: (1) ga er zelf op af, misschien dat je in een stevig gesprek onder vier ogen je broeder of zuster terug weet te winnen (vs. 15); dat zou het beste zijn, dat hoeft verder niemand te vernemen. (2) Lukt het niet, neem dan twee of drie getuigen mee, misschien vind je dan wél gehoor (vs. 16). En (3): lukt ook dat niet, dán komt de ekklesia, de verzamelde gemeente in beeld en gaat het de hele gemeente aan. Hoort ie ook dan nog niet, tja, dan is het verdwaald-raken blijkbaar niet zo maar een ongeluk geweest, maar heel opzettelijk bedoeld en gewild. Dan stuit je op een grens. Dan kiest iemand er zelf voor zich buiten de gemeente te plaatsen, als heiden of tollenaar (vs. 17). ‘Cogite intrare’, dwingt ze om binnen te gaan, was geen goed advies van de kerkvader Augustinus, ook al bedoelde hij ermee dat je je nooit voortijdig moet neerleggen bij iemands klaarblijkelijke wens tot vertrek.

            En nu onderstreept Jezus op een merkwaardige manier het gewicht van het besluit dat de gemeente neemt. Let wel: het gaat dus niet om het zomaar schrappen van een naam uit de ledenadministratie. Of mensen er nog bij horen is een zaak die de eeuwigheid raakt! ‘Waarachtig, ik zeg jullie: wat jullie voor bindend verklaren op de aarde zal bindend zijn in de hemel, en wat jullie voor afgedaan verklaren op de aarde zal als afgedaan gelden in de hemel’ (vs. 19). We hoorden: een broeder heeft gezondigd (vs. 15). Dat is in onze tijd al een heel lastig te begrijpen uitspraak. Het valt ons niet licht, over het eigen handelen en over dat van anderen, ook over de innerlijke gesteldheid waarin het verricht wordt en ook over alle gevolgen die het heeft voor iemand zelf, voor anderen en voor de gemeenschap, te spreken in termen van zonde. De roman van Dostojewski die vroeger in het Nederlands Schuld en boete heette, is tegenwoordig verkrijgbaar als Misdaad en straf. Maar schuld als zonde staat niet gelijk aan schuld als misdaad, en boete is iets anders dan straf. Dit geeft aan, hoe vréémd de taal van de kerk der eeuwen is geworden, ook wel aan mensen in de kerk zelf. En toch denk ik dat we, om Jezus te verstaan, niet om het woord ‘zonde’ heen kunnen. Zonde is namelijk altijd zonde voor Gods aangezicht, een niet-goed-horen naar wat Gód tot jou zegt. We kunnen er misschien wel een ander woord voor verzinnen, maar we kunnen het niet door een bestaand ander woord, zoals misdaad of misdraging, vervangen.

            Ik sprak laatst een justitiepredikant, die in een discussie terecht was gekomen over het ambtsgeheim. Moet een pastor, die een bajesklant hoort spreken over wat hij misdeed, dat onder omstandigheden niet toch aan het openbaar ministerie melden? Ik zei toen: bedenk, dat je ambt hangt aan de zogenaamde ‘sleutelmacht’: dat is niet alleen bij de Rooms-Katholieke biecht zo, maar ook in de reformatie. Lees er straks zondag 31 van de Heidelbergse Catechismus nog maar eens op na. Even eerder in het Mattheüsevangelie geeft Jezus aan Petrus de sleutels van het hemelrijk, en zegt dan tot hem wat hij hier tot de hele gemeente zegt: wat jij bindend verklaart op aarde zal bindend zijn in de hemel, en dat geldt ook voor wat jij hier als afgedaan beschouwt. Dat is nogal wat. God is een God die onze schuld heeft uitgewist (Ps. 103:3 ber.). In het onderling gesprek van broeders-en-zusters kan die schuld-voor-God en die schuld-voor-de-naaste (als plaatsvervanger van God) ter sprake komen, en dat biedt een ander perspectief op schuld dan een rechter ooit kan hebben. Een rechter kan wel met argumenten vrijspreken, maar een rechter kan niet vergeven. God kan vergeven, maar het is dus ook aan Petrus – de rots op wie de gemeente gebouwd wordt – en met hem aan de gemeente zélf gegeven, om in een diepgaand gesprek tussen broeders en zusters een vergeving namens God uit te spreken, die dan ook voor God geldt. Ongelooflijk, eigenlijk. Wat een groots iets! Durven we het aan, zó gemeente te zijn? Komt het onder ons voor, dat we in een ernstige onderlinge ontmoeting zó iets van het evangelie ervaren?

            Jezus gaat daar wel van uit. Sterker nog, hij voegt eraan toe: ‘wanneer twee van jullie eenstemmig om iets verzoeken op de aarde, zal het hun ten deel vallen van de kant van mijn Vader in de hemelen. Want waar twee of drie samengekomen zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden’ (vss. 19-20). Deze laatste uitspraak wordt vaak in een ander verband gebruikt. Ze betekent dan: ook al is de gemeente maar heel klein, tot twee of drie mensen teruggebracht, dan nóg is Christus aanwezig. Dat is misschien ook wel zo, maar het Evangelie gaat verder en zegt ook iets anders. Hier heet het: wanneer de gemeente het aandurft, om een zondig mens in mijn naam Gods vergeving aan te zeggen, dán ben ik, Jezus Christus tegenwoordig. Maar dat moeten we dan wel durven.

            De Catechismus zegt, dat de voornaamste plaats waar de gemeente de sleutels van het hemelrijk in handen heeft de verkondiging is (antw. 84). Ook dat is nogal wat, als het om de preek gaat, ook om mijn preek. Koesteren zowel predikant als gemeente nog wel díe verwachting? Toch geloof ik dat het zo is: als een preek echt in Jezus naam gesproken wordt, moet het zo werken dat de zonde uit de ziel van een menselijke hoorder verdwijnt en het goddelijk licht gaat stralen. Doen we het voor minder? Vervolgens gaat het ook om het avondmaal: als Christus daar tegenwoordig is, dan is dat doordat hij in het aanreiken van de tekenen zelf heel tastbaar vergeving aan de tafelgenoten schenkt. En ik wil ook nog wel een ander accent leggen dan de reformatie deed, omdat in onze tijd de gemeente nu eenmaal een heel andere plaats heeft gekregen in de samenleving, en zeggen: overal waar de gemeente, of mensen vanuit de gemeente, daarbuiten, aan heidenen en tollenaars, vertellen van datgene wat er in het geloof op het spel staat, dáár hebben ze de sleutels van het hemelrijk in handen en komt het erop aan of het hemelrijk opengaat voor de mensen die naar je luisteren of dat het juist nog steviger voor hen op slot gaat. Dat geldt óók voor een gesprekje op een verjaardagsfeest of bij het koffieapparaat op het werk (als je daar nog komen mag), dat geldt telkens waar je om verantwoording wordt gevraagd wat je toch in de rare kerk zoekt. Spreek je dan een verhelderend woord, dan verheugen zich de engelen in de hemel!

            Tenslotte (antw. 85) spreekt de Catechismus nog over de hantering van de sleutels van het hemelrijk in het uitoefenen van de kerkelijke tucht. De drie stappen die Jezus in de gemeenterede noemt, worden dan tot onderdeel van een proces dat de gemeente voert tot tijdelijke of uiteindelijk eventueel helaas definitieve uitsluiting van het Heilig Avondmaal. Bij Calvijn, in Genève, was het belang daarvan dat de disciplina, de oefening van het discipel-zijn in de kerkelijke gemeente, een oefening en een voorbeeld was voor het recht in de burgerlijke gemeente: zo wilde hij geestelijke motieven de voorrang geven in het nemen van besluiten over mensen. Maar Genève bleef een grote uitzondering, en elders in de gereformeerde wereld bleef de tucht tot procedures binnen de gemeente beperkt. Hier en daar wordt ze nog toegepast – een vroegere student van mij die predikant is op Urk maakt mee, hoe ze bijvoorbeeld wordt toegepast op de vissers in de gemeente die met hun schepen cocaïne vervoeren –, maar in het merendeel van onze kerken is ze vreemd geworden. Ze heeft ook veel trauma’s opgeleverd en op de wijze van het voorgeslacht zal het meestal niet meer gaan. Toch wil ik er niet alleen somber en negatief over doen. Want als het waar is, dat in het spreken van gemeenteleden over het evangelie altijd óók in het geding is of het hemelrijk door dat spreken eventjes, al is het maar in een glimp, open gaat of dat de deuren ervan nog dieper in het slot vallen, dan is het óók van belang, hoe we als gemeente omgaan met de zondaars en de tollenaars in ons midden. Zijn we in staat, te laten zien hoe je dat doet op een evangelische wijze, dus op een wijze waar de engelen blij van worden? De minister van rechtsbescherming zei onlangs van een bepaalde geloofsgemeenschap: ‘ze durfde zelf geen meldpunt voor seksueel misbruik in te richten, dus doe ik het maar’. Dat moeten we niet willen. Beter, omgekeerd, vanuit het evangelie naar Matthëus zou het zo moeten zijn, dat anderen zeggen: ‘goh, die gemeente, die gaat toch op een manier om met mensen die iets helemaal verkeerd hebben aangepakt, die mede-gemeenteleden hebben gekrenkt en die het beeld van de gemeente hebben besmeurd, dat we aan die manier-van-omgaan nog een voorbeeld kunnen nemen. Moge het zo zijn! [→ Zang: Lied 976]

About the author

R.H. Reeling Brouwer

Plaats een reactie