Horizon

H

Maarten Luther verraste de wereld, door in 1523 een brochure uit te geven onder de gewaagde titel: ‘dat Jezus Christus een geboren Jood was.’ Hij hoopte dat de Joden, nu de bijbelse waarheid was herontdekt, daar met hem verheugd over zouden zijn en dat zij zich, mits vriendelijk behandeld, nu wel gaarne en gewillig tot Christus zouden bekeren. Toen zij dat echter niet bleken te doen, sloeg de stemming bij de hervormer om en ging hij zich steeds grimmiger over het Joodse volk uitlaten, tot hij aan het eind van zijn leven, door ziekte en verbittering gekweld, ontoelaatbaar hard tegen hen uithaalde.

Dit gangbare beeld klopt niet. René Süss, de vroegere predikant van het Amsterdamse Gasthuis, toont dit in zijn (te Brussel verdedigde) dissertatie overtuigend aan. Luthers afkeer van de Joden blijkt al aan het begin van zijn bestaan als theologisch auteur aan te wijzen en deze hield – ondanks de korte onderbreking van 1523 – stand tot in de scheldkanonnades uit zijn laatste jaren.

Het boek biedt een integrale Nederlandse van het schotschrift uit 1543 over ‘De Joden en hun leugens’, voorzien van een inleiding en een commentaar. Wie de inhoud tot zich wil nemen, dient over een sterke maag te beschikken. Deze is namelijk onverteerbaar. Het geschrift uit 1543, dat christenen wil waarschuwen voor de verderfelijke uitleggingen en de gevaarlijke rites van de Joden, loopt uit op een reeks concrete aanwijzingen aan vorsten en stedelijke overheden in het Duitse land: 1. hun synagogen en scholen in brand steken, 2. hun huizen afbreken en verwoesten, 3. hun gebedenboeken en leerboeken afnemen, 4. hun rabbijnen het onderricht verbieden, 5. hen een straatverbod geven, 6. hen het woekeren verbieden  en 7. hen harde arbeid laten verrichten – en ‘daarom voor nu en altijd: weg met hen!’. Luther had dus het liefst, dat de Joden geheel uit Duitsland verdreven werden, maar het is bepaald niet uitgesloten, stelt Süss op goede gronden, dat hij ook hun uitmoording zou hebben toegestaan. Ze waren immers de duivelen in persoon, en welbeschouwd geen mensen meer. Gelukkig vond hij met zijn doorgeslagen vermaningen in eigen tijd lang niet altijd gehoor bij de overheden – eeuwen later, bij de Nationaal Socialisten, echter des te meer!

Het valt zwaar, als protestants theoloog en voorganger na een dergelijk requisitoir nog een woord uit te brengen. Je bent geneigd om, net als de vrienden van Job, eerst zeven dagen en zeven nachten in zwijgen neer te zitten en je beseft dat je, als je daarna dan toch gaat spreken, hoogstwaarschijnlijk net als zij alleen maar verkeerde dingen zult zeggen, die in het hemelse oordeel geen genade zullen vinden.

In elk geval leidt het nergens toe, te gaan beweren dat het allemaal ‘wel mee zou vallen’. Want het valt niet mee. Ongetwijfeld is het betoog van Süss ‘eenzijdig’. Maar eenzijdig zijn ook al die mooie en spannende boeken over Luther, die hem vieren als moedige held, als vernieuwend geleerde en hervormer in kerk en cultuur, maar die deze diepe schaduwzijde van zijn optreden verdonkeremanen of vergoelijken. Dat neemt niet weg dat wij christelijke theologen, die anders dan de auteur geen afstand hebben genomen van kerk en ambt, voor grote verlegenheden komen te staan. In ons belijden ‘in gemeenschap met het voorgeslacht’ (waarvan de kerkorde spreekt) kunnen we de fouten van de grondleggers van onze kerken niet negeren, maar evenmin datgene verloochenen waarin zij ons voorgeslacht tot bevrijders zijn geweest. Ik geef toe: ik heb er belang bij, ook in de zwartste bladzijden van de kerkgeschiedenis zowel de meest zware zonden te kunnen benoemen als toekomstwijzende lichtpuntjes te kunnen aanwijzen, hoe minuscuul ook. Dat belang heeft Süss achter zich gelaten. Over de mogelijkheden van de christelijke theologie, zich te hervormen, laat hij zich uiterst pessimistisch uit. En het is waar: we zullen van christelijke zijde nog meer moeten afleren dan we al dachten. Ons hele leven zal in het teken van de boete staan, dat heeft Luther (!) ons geleerd. Maar boete is iets anders dan capitulatie of totale zelfopgave. Ze is op het léven, en daarmee ook op het sámen leven als ongelijksoortig gelovenden gericht. Het besef daarvan was ik aan het eind van dit beklemmende boek echter wel even helemaal kwijt geraakt.

Rinse Reeling Brouwer

About the author

R.H. Reeling Brouwer

Plaats een reactie