14 juni Ermelo afscheid Lodewijk Ringnalda

1

Rinse Reeling Brouwer, Amsterdam

Toespraak bij het afscheid van Lodewijk Ringnalda, Ermelo 14 juni 2010

Lieve Adrie, goede vriendinnen en vrienden,

Vanaf 1963 tot 1989 was Lodewijk predikant bij de Gereformeerde Kerk van Amsterdam-Zuid, belast met de arbeid onder de studerenden aan de Vrije Universiteit. Het waren jaren van diep ingrijpende veranderingen die tot een einde van de gereformeerde wereld zouden voeren. De VU, net als het kleine Kampen, werd vanaf het begin van deze periode geheel bekostigd door de overheid: weg VU-busje op de schoorsteen. Lodewijk was er tegen: je verliest je vrijheid, je recht op eigenzinnigheid als je je financieel afhankelijk maakt. Ik ontmoet nooit meer iemand die ertegen is, maar ik denk nog wel eens: misschien had hij toch gelijk. Dan namen de studententallen enorm toe, en niet alleen met studenten uit een gereformeerd nest. Kon dat wel goed gaan? Lodewijk heeft het wel eens prachtig geschetst: als gereformeerde leefde je van de antithese, je was óf christen óf heiden. Een christen had aan de heiden het Woord Gods te bieden, het was uitgesloten dat je van die ander ooit iets te leren had. De waarheid van dat Woord staat vast, het nut ervan voor het leven ook; dat hoefde je niet nog eens aannemelijk te maken. Maar juist dat besef erodeerde in deze jaren. Niet alleen de zelfverzekerheid, ook de zekerheid verdween. En toen was de lol eraf, kon de eigen partij verdwijnen, ook het eigen kerkverband, misschien ook wel het geloof voorzover dat met de eigen beginselen was gaan samenvallen.

Ik heb Lodewijk leren kennen als, laten we zeggen, de mentor van een beperkte groep VU-studenten die midden in de ineenstorting van vertrouwde verbanden een perspectief meenden te ontdekken, geheel nieuw en anders en toch niet zonder elementen van verwantschap met wat van huis uit overgeleverd was. Vanuit Latijns-Amerika was daar de beweging Christenen voor het Socialisme. Daar bestond – dat was het grote verschil – geen antithese, daar waren geen grenzen aan het Rijk van God, een ieder die wilde kon medestrijder wordt met geknechte mensen. En tegelijk werd er gekozen, wist men wat men wilde en welke kant het uit moest, en viel er ook nog iets te doen: gereformeerder kon het bijna niet. Ze konden hun identiteit verliezen en toch langs andere weg weer terugvinden. Wat zouden ze nog meer willen?

Studentengeneraties kwamen en gingen, Lodewijk bleef: bescheiden, op afstand, ondertussen zeer betrokken. Ik ben ervan overtuigd dat er heel wat zijn die aan hem, met zijn vaak gemompelde maar o zo fascinerende raadselspreuken, beslissende impulsen, althans prikkelingen te danken hebben. Tegelijk bleef de inspirator vaak heel wat radicaler dan veel van zijn voormalige gespreksgenoten en medeactivisten die zich in hun latere werkkring voegden in gegeven patronen: sommigen hebben dat ook wel uitgesproken. Híj ging altijd weer terug naar zijn studeerplek en ontdekte daar telkens hoe het nog weer anders zat, erger nog, ingrijpender nog. Hij broedde over de Bijbel en over de krant, afwisselend heen en weer kijkend, en met een zekere regelmaat belde hij dan op: ‘ik heb wat opgeschreven; wil je even meekijken?’ – dan kwam hij weer in Zuid trap af, trap op, hijgend (want al dat gerook, waarvan de dampen onze huiskamer op de Stadionweg vervulde, daar zei je toen nog geen nee tegen), met een of twee A4-tjes in de hand, en daar kwamen ze weer: de citaten, de onderstrepingen, de scherpe commentaren – op de NRC van vandaag of van gisteren, maar vrijwel nooit zonder toespeling op de Bijbel als boek dat gelezen moet worden in samenhang met de krant, en dat dan zelf ook weer een merkwaardig zijlicht werpt op die krant.

Uit de krant haalde Lodewijk vaak citaten van machthebbers, waarmee hij kon aangeven: zie je, ze zeggen het zélf, je hoeft je niet te laten inpakken in de verhullingen waarmee ze vaak zijn omgeven, want ze spreken het onverbloemd uit, als je maar goed luistert. Hoor maar, Ronald Reagan: ‘dat mijn kinderen in een atheïstische wereld zouden moeten opgroeien, zal ik onder geen beding toestaan’ – dan maar liever de lucht in. Of, heel wat intelligenter, Zbigniew Brezinzki, de veiligheidsadviseur van Jimmy Carter: ‘laat de armste landen maar onder socialistisch bestuur staan om hun armoede onderling te verdelen, dan hoeven ze onze zorg tenminste niet meer te zijn.’ De thema’s zijn steeds weer: arm en rijk, en oorlog en vrede – in hun onderlinge samenhang. De wereld van de koude oorlog, gegijzeld in een nucleair evenwicht, dat nimmer een evenwicht is. De grootmachten als twee mannen, tegenover elkaar vastgebonden aan een boom met allebei een speer in de hand waarmee ze elkaar kunnen doden: dag en nacht moeten ze opletten dat de ander niet éérder gooit. Om hier uit te komen hebben ze eerst geprobeerd iets aan de speer te doen, deze slimmer te maken, maar als de een begon volgde steeds de ander. Dan probeert één man een schild naar zich toe te trekken en zich onkwetsbaar te maken. De ander stelt voor de dwaasheid te stoppen, maar wie het overwicht meent te bezitten eist onvoorwaardelijke overgave – uiteindelijk, zoals we weten met effect. Lodewijk heeft zich, toen enige uitkomst zich nog niet aftekende, met passie ingezet voor een ‘stop’ aan de nucleaire wapenwedloop, onder meer als adviseur van Stop de Neutronenbom!, en als voorzitter van de Nederlandse afdeling van de Christelijke of Praagse vredesconferentie. Daarmee kwam hij als het ware in het ándere kamp terecht – geen wonder dan ook dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst hem met belangstelling blijkt te hebben gevolgd. Zoiets als ‘sympathie’ voor die andere partij, de Sovjet-Unie, was daarbij voor hem helemaal niet aan de orde. Hoogstens empathie: zouden wij veel anders doen wanneer we in die positie verkeerden? Als er één benadering was, die Lodewijk ten hoogste irriteerde was het wel die van moralisme en idealisme, politiek gebaseerd op goede bedoelingen en goede voornemens, die aan de feitelijke machtsverhoudingen voorbij gaat.

En hier komt dan ook meteen de Bijbel binnen, dat boek dat hij van zijn te jong, in de oorlog omgekomen vader tegendraads had leren spellen, en dat zo vaak is misverstaan als nu juist een boek van moraal. ‘In het verhaal van de rijke jongeling [Lodewijk citeert de versie van Lucas 18:18-27 in de NBG-vertaling] gaat het nadrukkelijk over een “hooggeplaatste”. Uitgerekend zo’n man komt bij Jezus om… over moraal te praten: “Goede meester, wat moet ik doen..”. Jezus doorziet de vluchtpoging en antwoordt: “Wat noemt Gij mij goed…” en geeft dan het advies om eerst maar eens te gaan kijken hoe arme mensen ervoor staan en hoe die zich voelen. Maak dat nu eens aan de lijve mee.. en kom dan maar eens terug om over goed en kwaad te praten (“volgt gij mij”), dan weet je tenminste waar je hebt over hebt! Rijken hebben geen notie van wat goed is, dat kunnen ze niet. Jezus vond de man overigens wel sympathiek, want hij kwam zover om dat bij zichzelf toe te geven.’ Voor Lodewijk is de Bijbel een boek dat je uitnodigt, hoe moeilijk ook, de wereld te bezien met de ogen van de verworpenen der aarde, en dan heel wat meegebrachte rijkdom ook aan inzichten áf te leggen. Daarom kon hij zich in de vredesbeweging ook zo opwinden over christenen die ‘vertrouwen op wapens’ tegenover ‘Godsvertrouwen’ stellen, of die alle strijd die in de Bijbel beschreven wordt als geestelijke strijd beschouwen. Dat doet voor hem te kort aan de vleeswording, de hardheid van de verhoudingen waarin de Bijbelse God is ingegaan en waar Hij zelf ook niet ongeschonden bij is gebleven. Het verhaal van Israël is een verhaal van vallen en opstaan, van ontdekken wat wel werkt en wat niet werkt, en wie strategische inzichten daarbij optilt naar een moralistisch niveau mist de pointe. Goed gereformeerd was Lodewijk niet afkerig voor het thema van de schuld: zeker, wij zijn schuldig aan zeer veel onrecht in de wereld, maar koester die schuld dan niet, dóe er dan wat mee, laat je vergeven en zoek een uitweg, en durf dan maar met de onderkant mee zelf op nieuwe wijze schuldig te worden, dat durft in de Bijbel God zelf tenslotte ook. Na het einde van de koude oorlog heeft dat tussen ons beiden nog wel tot enige discussie geleid: hij meende dat ik mijn engagement voor het socialisme bij gelegenheid in een terugblik teveel in termen van schuld placht te vatten. Ik denk nu, nu ik zo het een en ander van Lodewijk herlezen heb, dat ik me in gesprek met hem ook beter anders had kunnen uitdrukken: dit bleek zo toch niet te werken voor de armen van deze wereld, dat moet ons toch te denken geven…? Overigens herinner ik me van die bewogen jaren na 1989 ook, hoe Lodewijk een prachtige open brief ontwierp om de DDR te behoeden voor te snelle aansluiting bij de D-mark. Hij zag scherp dat daarmee een heel productieapparaat, dat ingericht was op handel binnen het Oostblok, in snel tempo zou worden ontmanteld, en dat werkloosheid, dorpsverlating, achterstelling het gevolg zouden zijn. Wie gelooft in het succesverhaal van de vooruitgang voor de bovenlaag, en voor die jongeren die mee kunnen komen in een nieuwe tijd, is dat minder relevant. Maar wie er aan hecht dat een generatie, een hele sociale laag, niet verloren gaat – in herinnering aan alweer dat verhaal van die Bijbel, die steeds weer spreekt over het zoeken van het verlorene – heeft reden, daarvoor op te komen, hoe vergeefs ook – en de kerkelijke bestuurders waren in die dagen natuurlijk de eersten om te zeggen dat het allemaal vergeefs was, wat die open brief bepleitte.

En zo zijn wij hier bijeen, en staan zo dadelijk bij het graf, bepaald bij de notie van de vergeefsheid. Ieder overlijden van een mens bepaalt ons daarbij: waartoe was dit alles? Was het niet aan vergeefsheid prijsgegeven? Er is het grote verhaal: ‘de elementen van deze wereld zullen door vuur vergaan’ (1 Petr. 3:10). Lodewijk legde dat op de hem typerende wijze uit: de gebruikelijke inrichting, de structuur van deze wereld zal vergaan, heel elementair is een ander leven op aarde mogelijk. Maar waartoe vandaag dit grote verhaal bij ons zo persoonlijk verdriet? Bij het opstellen van de rouwkaart hebben Adrie en de kinderen voor een andere tekst gekozen, en wel uit het slot van het Bijbelboek Prediker. Ik heb er, zoals vanzelf spreekt, de analyse van dat boek door Lodewijks collega en vriend Aart Schippers nog maar eens op nagekeken, en hij maakt goed duidelijk in welk verband dit vers daar staat. Dat is namelijk het verband van een begrafenis, zoals wij die vandaag ook voltrekken, van zo maar een stoet bij het afscheid van zo maar een mens, het kan elk mens zijn, u of ik, elckerlijk. Een mens gaat, o eufemisme, naar zijn ‘eeuwig huis’ en de rouwdragers gaan weeklagend over straat  (Pred. 12:5.). De zilveren lampstandaard, bedoeld voor het licht, wordt gebroken, en de gouden schaal om de olie voor de lamp te bewaren wordt stukgeslagen, ook kruiken worden verbrijzeld bij de bron: je hoeft immers geen water meer te halen. Geen licht meer in je ogen, geen water in je lijf, je gaat er áán, op je tijd (vs. 6). Als stof keer je terug in de aarde waaruit je bent genomen en je levensadem keert terug naar de God die haar ooit inblies (vs. 7). Is dat de boodschap? Nee, dat is een feit, dat is de situatie. De boodschap luidt: het licht is zoet, zolang het niet is uitgedoofd (Pred. 11:7). En: gedenk je Schepper, als je nog jong bent (Pred. 12:1), besef je schepsel-zijn en wees het dan ook. De boodschap slaat dus terug op ons levenden, het licht waarbij wij leven, het water dat ons voedt. Lodewijk zou niet anders gewild hebben dan dat wij straks, vanaf het graf, daarheen terugkeren. Gedenk, en gebruik je ogen – en dan doe je waarschijnlijk ook nog wel iets als het zo uitkomt.

* * * *

Opnieuw gelezen van Lodewijk Ringnalda:

– ‘Of christen, of heiden. CvS en de Gereformeerde Kerken’, in: Informatieboekje Christenen voor het Socialisme Nederland, Zeist, april 1980.

– ‘Vechten voor de vrede’, Opstand 7(1980)6, 23-27.

– ‘Zal de aarde door vuur vergaan?’, Opstand 8(1981)4, 112-114.

– ‘Er is maar één echt realisme: stop!’, in ‘Europa ligt niet in het midden. Een reactie op de IKV-Pax Christi-nota “De toekomst van Europa”’, Utrecht (CvS) 1985, 19-34.

About the author

R.H. Reeling Brouwer

Plaats een reactie